Uitspraak HvJ EU over financiële belangen van de EU vs. fundamentele rechten

Hof van Justitie EU 24 juli 2023, C-107/23 (PPU)

Op 24 juli 2023 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie de verplichtingen van lidstaten die voortvloeien uit de noodzaak om fraude aan te pakken die potentieel de belangen van de EU zouden kunnen schade verduidelijkt.

Achtergrond van de zaak

Het Roemeense Hof van Beroep in Brasov heeft om een prejudiciële beslissing verzocht van het HvJ-EU. De verzoekers in de hoofdzaak die speelde in Roemenië hadden in 2010 nagelaten om commerciële transactie en inkomsten met betrekking tot de verkoop van dieselbrandstof aan te geven. Het gevolg was dat er sprake was van verlies voor de staatsbegroting. De personen werd in juni 2020 veroordeeld door het Hof van Beroep tot gevangenisstraffen wegens belastingontduiking en het oprichten van een criminele organisatie. Bovendien werden ze veroordeeld tot het betalen van 3,2 miljoen euro aan schadevergoeding.

De betrokken personen gingen in beroep en stelden zich op het standpunt dat een veroordeling niet meer mogelijk zou zijn omdat de verjaringstermijn voor strafrechtelijke aansprakelijkheid voor de feiten zou zijn verstreken. Zij baseerden dit op het lex mitior-beginsel. Dit houdt in dat er bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit is begaan de voor de verdachte gunstige bepaling, wordt toegepast.

De Roemeense bepalingen met betrekking tot de verjaringstermijn voor strafrechtelijke aansprakelijkheid waren eerder ongrondwettig verklaard door het Grondwettelijk Hof. Hierdoor ontbraken er in het Roemeense recht toepasbare gronden voor de onderbreking van de verjaringstermijn voor strafrechtelijk aansprakelijkheid, bijvoorbeeld door bepaalde proceshandelingen of beslissingen. Volgens deze interpretatie zou de tienjarige verjaringstermijn zoals voorzien in het Roemeense Wetboek van Strafrecht zijn verstreken voordat de veroordelingen van de betrokken personen definitief waren geworden. Dit zou betekenen dat de strafprocedure zou moeten worden stopgezet en dat de betrokkenen niet veroordeeld konden worden.

Als gevolg van deze situatie, vroeg de Roemeense rechter zich af of deze interpretatie die tot gevolg zou hebben dat de betrokken personen vrijuit gaan voor strafbare feiten die ernstige fraude ten nadele van de financiële belangen van de Unie, verenigbaar is met het EU-recht. Ook rees de vraag of de rechter verplicht zou kunnen zijn om de vonnissen van het Roemeense Grondwettelijk Hof nietig te verklaren als een interpretatie in overeenstemming met het EU-recht niet mogelijk zou zijn.

Advies Advocaat-Generaal Sánchez-Bordona

Op 29 juni 2023 bracht AG Sánchez-Bordona zijn advies uit en stelde dat de financiële belangen van de EU niet beschermd zouden moeten worden ten koste van fundamentele rechten, zoals het lex mitior-beginsel. Volgens zijn advies zou de verwijzende Roemeense rechter de jurisprudentie van het Grondwettelijk Hof niet buiten toepassing hoeven te laten om overeenstemming met het EU-recht te verzekeren. Dit draagt volgens hem bij aan de waarborging en naleving van het beginsel van legaliteit en voorzienbaarheid van het strafrecht.

Uitspraak HvJ-EU

Het HvJ-EU volgt het advies van de AG niet op. Het hof benadrukt dat een risico van straffeloosheid onverenigbaar is met het EU-recht, meer specifiek met de artt. 325(1) VWEU en 2(1) van het PIF-Verdrag. Het Roemeense recht biedt geen grond voor onderbreking van de verjaringstermijn voor strafrechtelijke aansprakelijkheid tussen 2018 en 2022. Het zou leiden tot een beperking van de nationale norm van bescherming (lex mitior), maar dat zou dan weer afbreuk doen aan de voorrang, eenheid en doeltreffendheid van het EU-recht.

Het HvJ-EU stelt dan ook dat het EU-recht voorrang dient te krijgen en dat de uitspraken van het Roemeense Grondwettelijk Hof buiten toepassing gelaten dienen te worden.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^