Twee keer een beroep op het vertrouwensbeginsel bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb)

In twee recente uitspraken (ECLI:NL:CBB:2025:272 en ECLI:NL:CBB:2025:265) heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) zich uitgesproken over het beroep op het vertrouwensbeginsel door ondernemingen. Deze zaken benadrukken de strikte voorwaarden waaronder dit beginsel kan worden ingeroepen, vooral wanneer het Unierecht van toepassing is of wanneer er geen duidelijke toezeggingen zijn gedaan door de overheid.​

Uitspraak 1: CBb 29 april 2025, ECLI:NL:CBB:2025:272 – Melspring en het Unierechtelijk Vertrouwensbeginsel

Achtergrond

In deze zaak stond het bedrijf Melspring centraal, dat het product Easyflow op de markt had gebracht. Easyflow is een waterbehandelingsmiddel dat volgens de autoriteiten als biocide moet worden aangemerkt. Het verkopen van een biocide zonder de vereiste toelating is in strijd met zowel de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) als de Europese Biocidenverordening (Verordening (EU) nr. 528/2012).​

Beroep op het Vertrouwensbeginsel

Melspring voerde aan dat zij mocht vertrouwen op eerdere gedragingen of uitlatingen van de autoriteiten, waardoor zij meende dat het product zonder toelating verkocht mocht worden. Het bedrijf beriep zich daarbij op het vertrouwensbeginsel, een fundamenteel beginsel in het bestuursrecht dat inhoudt dat burgers mogen vertrouwen op toezeggingen of gedragingen van de overheid.​

Oordeel van het CBb

Het CBb oordeelde dat het beroep op het vertrouwensbeginsel in dit geval niet slaagt. Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie kan het vertrouwensbeginsel niet worden ingeroepen om een voordeel te verkrijgen dat in strijd is met een duidelijke Unierechtelijke bepaling. In dit geval is het verkopen van een niet-toegelaten biocide in strijd met de Biocidenverordening. Zelfs als er sprake zou zijn geweest van een toezegging door de autoriteiten, zou deze toezegging niet kunnen rechtvaardigen dat in strijd met het Unierecht wordt gehandeld.​

Mogelijkheid tot Schadevergoeding

Hoewel het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt, sluit het CBb niet uit dat Melspring mogelijk recht heeft op schadevergoeding. In de zaak Sense Visuele Communicatie (HvJ EU 14 juli 2022, C-36/21) heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat schadevergoeding mogelijk is indien er sprake is van een gerechtvaardigd vertrouwen, mits de schadevergoeding niet neerkomt op het toekennen van een voordeel dat in strijd is met het Unierecht. Het CBb laat in het midden of er daadwerkelijk een toezegging is gedaan waarop Melspring mocht vertrouwen, maar wijst op de mogelijkheid van een afzonderlijk verzoek tot schadevergoeding.​

Uitspraak 2: CBb 22 april 2025, ECLI:NL:CBB:2025:265 – ACM en de Nepvolgers

Achtergrond

In deze zaak had de Autoriteit Consument & Markt (ACM) een onderneming een last onder dwangsom opgelegd wegens het gebruik van nepvolgers en neplikes op sociale media. De onderneming voldeed niet tijdig aan deze last, waarop de ACM een voornemen tot invordering van de dwangsom aankondigde. In een radio-interview verklaarde de bestuursvoorzitter van de ACM vervolgens dat de betreffende sociale media-accounts inmiddels vrij waren van neplikes en dat er geen boete hoefde te worden opgelegd. Desondanks ontving de onderneming later het definitieve invorderingsbesluit.​

Beroep op het Vertrouwensbeginsel

De onderneming beriep zich op het vertrouwensbeginsel, stellende dat zij mocht vertrouwen op de uitlatingen van de bestuursvoorzitter in het radio-interview. Zij meende dat deze uitlatingen als een toezegging konden worden opgevat dat er geen boete zou volgen.​

Oordeel van het CBb

Het CBb oordeelde dat het beroep op het vertrouwensbeginsel niet slaagt. Ten eerste had de ACM de onderneming al vóór het radio-interview laten weten dat zij niet aan de last had voldaan. Ten tweede had de onderneming na het interview geen navraag gedaan bij de ACM over de betekenis van de uitlatingen van de bestuursvoorzitter voor haar specifieke situatie. Het CBb concludeerde dat er geen sprake was van een toezegging waarop de onderneming redelijkerwijs mocht vertrouwen.​

Analyse en conclusie

Beide uitspraken benadrukken het belang van duidelijke en formele toezeggingen door overheidsinstanties en de beperkingen van het vertrouwensbeginsel, vooral in de context van het Unierecht. In de zaak van Melspring blijkt dat het Unierecht strikte grenzen stelt aan het beroep op het vertrouwensbeginsel, zelfs als er mogelijk sprake is van een toezegging. In de zaak met de ACM wordt duidelijk dat informele uitlatingen, zoals in een radio-interview, niet snel als een bindende toezegging worden gezien, zeker niet als de betrokkene geen verdere actie onderneemt om de betekenis van die uitlatingen te verifiëren.​

Voor ondernemingen betekent dit dat zij voorzichtig moeten zijn met het aannemen van toezeggingen van overheidsinstanties, vooral wanneer deze niet schriftelijk zijn vastgelegd of wanneer zij betrekking hebben op situaties die onder het Unierecht vallen. Het is raadzaam om bij twijfel altijd schriftelijke bevestiging te vragen en, indien nodig, juridisch advies in te winnen om de rechtspositie te bepalen.​

Deze uitspraken onderstrepen het belang van transparantie en duidelijkheid in de communicatie tussen overheid en burgers of ondernemingen, en de noodzaak voor overheidsinstanties om zorgvuldig om te gaan met uitlatingen die als toezegging kunnen worden opgevat.

Print Friendly and PDF ^