Tussenbeslissingen in onderzoek naar Rotterdamse advocaat die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie
/Rechtbank Rotterdam 22 mei 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:6132
De Rechtbank Rotterdam wijst in de zaak Palma deels onderzoekswensen van de verdediging toe. De verdachte verbleef negen dagen in een niet-geregistreerde detentielocatie zonder toezicht. De rechtbank acht nader onderzoek naar deze detentie noodzakelijk en laat de locatieverantwoordelijke als getuige horen. Andere verzoeken over detentie worden vooralsnog afgewezen. Verzoeken rondom de SkyECC-dataset wijst de rechtbank af, omdat reeds voldoende informatie beschikbaar is. De Duitse Encrochat-uitspraak wordt niet relevant geacht. Toegezegde gegevens van KPN hoeven niet apart opgevraagd te worden.
Achtergrond
De rechtbank Rotterdam geeft in deze tussenbeslissing haar oordeel over een reeks onderzoekswensen van de verdediging in de strafzaak Palma. Deze strafzaak maakt deel uit van het grotere opsporingsonderzoek naar versleutelde communicatie via SkyECC. De verdachte betreft een voormalige Rotterdamse advocaat. De zaak kenmerkt zich door een complex feitencomplex, met bijzondere aandacht voor zowel de detentieomstandigheden van de verdachte als de rechtmatigheid van het gebruik van SkyECC-gegevens.
Tenlastelegging
De tenlastelegging zelf is in deze tussenbeslissing niet opgenomen, maar uit de context blijkt dat de verdenking ziet op grootschalige georganiseerde criminaliteit waarbij gebruik is gemaakt van de versleutelde communicatie via SkyECC.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van de detentie van de verdachte stelt het openbaar ministerie dat het verblijf in een safehouse is bedoeld om de geestelijke en lichamelijke gezondheid en veiligheid van de verdachte te waarborgen. Volgens het openbaar ministerie rechtvaardigt de brief van de Inspectie Justitie en Veiligheid van 31 maart 2025 geen nader onderzoek, omdat uit die brief niet blijkt van een schending van mensenrechten of fundamentele vrijheden.
Wat betreft de SkyECC-dataset stelt het openbaar ministerie dat alle relevante informatie reeds beschikbaar is in het dossier, waaronder het methodiekendossier en de stukken uit het onderzoek Argus. De recent door de verdediging aangehaalde Duitse uitspraak over Encrochat zou volgens het openbaar ministerie geen gelijkenis vertonen met de onderhavige zaak, zodat die uitspraak geen grond biedt voor aanvullend onderzoek.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een uitgebreid pakket onderzoekswensen ingediend, onderverdeeld in twee delen: A) de detentieomstandigheden en B) het gebruik van SkyECC-data. De verdediging betoogt dat de verdachte onrechtmatig is vastgehouden op een niet als penitentiaire inrichting geregistreerde locatie, waar zij negen dagen zonder formele registratie verbleef, verstoken was van klachtrecht, medische verzorging en psychisch toezicht. Er zou sprake zijn van schending van haar fundamentele rechten.
Voor wat betreft de SkyECC-dataset verzoekt de verdediging onder meer om het horen van diverse officieren van justitie en verbalisanten, verstrekking van ruwe data, proces-verbalen en communicatie tussen opsporingsdiensten. De verdediging beoogt hiermee de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van het verkregen bewijsmateriaal te kunnen toetsen. Nieuw hierbij is het vonnis van het Landgericht Berlin van 19 december 2024 dat twijfel zou zaaien over de herkomst en verwerking van vergelijkbare data in Duitsland.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de onderzoekswensen met betrekking tot de detentie deels gegrond. De rechtbank stelt vast dat gedurende de periode van 24 april tot en met 2 mei 2023 geen toezicht op de detentie is uitgeoefend door de Inspectie Justitie & Veiligheid, hetgeen in strijd lijkt met de Penitentiaire beginselenwet. Gelet op de ernst van dit mogelijke vormverzuim acht de rechtbank het noodzakelijk nader feitelijk onderzoek te verrichten naar de feitelijke omstandigheden van de detentie in die periode.
De rechtbank wijst daarom het verzoek toe om de vermoedelijk verantwoordelijke directeur van de detentielocatie, [getuige 4], als getuige te horen. Deze getuige dient schriftelijk te antwoorden op een reeks gedetailleerde vragen over het detentieregime, medische verzorging, incidenten, bezoekregeling en instructies van het openbaar ministerie. De antwoorden moeten vóór 15 augustus 2025 worden ingediend. Vervolgens zal de getuige op de zitting van 2 september 2025 mondeling worden gehoord. De overige onderzoekswensen ten aanzien van de detentie worden vooralsnog afgewezen, met de kanttekening dat nadere stappen mogelijk zijn afhankelijk van de verklaring van de getuige.
Ten aanzien van de SkyECC-dataset acht de rechtbank zich reeds voldoende voorgelicht. De rechtbank ziet in het vonnis van het Landgericht Berlin geen aanknopingspunt voor aanvullend onderzoek, omdat de omstandigheden van die Duitse zaak wezenlijk verschillen van de onderhavige zaak. Ook acht de rechtbank het niet noodzakelijk om getuigen te horen of aanvullende informatie op te vragen over de herkomst van de dataset of de samenwerking tussen Europese opsporingsdiensten. De verdediging heeft volgens de rechtbank voldoende toegang tot de dataset gekregen om haar verweren adequaat voor te bereiden.
De verzoeken tot het opvragen van het Franse proces-verbaal en de lijst met zoektermen uit het onderzoek Argus worden eveneens afgewezen, respectievelijk omdat het openbaar ministerie daartoe niet verplicht is of vanwege het zwaarwegend opsporingsbelang. Een verzoek tot toevoeging van verkeersgegevens van KPN wordt niet inhoudelijk beoordeeld, aangezien het openbaar ministerie reeds heeft toegezegd deze gegevens beschikbaar te stellen voor zover zij niet reeds in het dossier zijn opgenomen.
Lees hier de volledige uitspraak.