Sanctiewet 1977: Betekenis ‘exporteren’

Gerechtshof Amsterdam 29 mei 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1655

Verdachte heeft opzettelijk goederen zonder voorafgaande vergunning verkocht aan een Iraanse entiteit. De verdachte was van een andere zending op de hoogte van de afwijzing van de vergunningsaanvraag. Zij heeft geen actie ondernomen om te bewerkstelligen dat de zending aan haar werd geretourneerd of werd stopgezet, daarvan is althans niet gebleken. Nu de zending is doorgelaten en haar bestemming in Iran heeft bereikt, heeft de verdachte willens en wetens zonder vergunning deze zending geleverd, overgedragen en geëxporteerd als ten laste gelegd. Er wordt geen straf of maatregel opgelegd. Inmiddels is de verdachte geliquideerd en zijn de handelsactiviteiten met Iran dan ook gestaakt.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in het hoger beroep

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de (verdere) vervolging. Niet is immers gebleken van enig rechtens te respecteren belang dat is gediend met de voortgezette (inhoudelijke) behandeling van de zaak nu de verdachte rechtspersoon tussentijds is ontbonden en dus niet meer bestaat en er voorts alleen een principekwestie speelt.

De omstandigheid dat de rechtspersoon inmiddels is ontbonden, raakt de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie niet. Ingevolge artikel 2:19 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek blijft de rechtspersoon na de ontbinding voortbestaan voor zover dat voor de vereffening van het vermogen nodig is. Het recht tot strafvordering komt door de ontbinding van de rechtspersoon niet aan het openbaar ministerie te ontvallen, indien de vervolging is ingesteld voordat jegens derden kenbaar is dat de rechtspersoon of de entiteit ontbonden is (onder meer: HR 8 maart 1994, LJN ZC9660; HR 2 oktober 2007, LJN BA5825; HR 16 november 2010, LJN BM3630).

Van redenen om in deze zaak van deze vaste jurisprudentie af te wijken is niet gebleken.

Bewijsoverwegingen hof

Betekenis ‘exporteren’

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat zij in strijd heeft gehandeld met artikel 3bis, eerste lid, onder a van Verordening (EU) nr. 267/2012 van de Raad van 23 maart 2012, laatstelijk gewijzigd als vermeld in de (gewijzigde) tenlastelegging.

Volgens die bepaling is een voorafgaande vergunning vereist voor het direct of indirect verkopen, leveren of overdragen aan en exporteren van de goederen en technologie, bedoeld in bijlage II, ten behoeve van een Iraanse persoon, entiteit of lichaam of bestemd voor gebruik in Iran.

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van exporteren door de verdachte op het moment dat de verdachte de goederen heeft aangegeven voor de regeling uitvoer als bedoeld in verordening (EU) nr. 952/2013 (Douanewetboek van de Unie, hierna: DWU).

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat in zaak 1 geen sprake is geweest van exporteren, nu de douane tijdig heeft ontdekt dat geen vergunning was verleend en de goederen aan Precision Equipment zijn teruggestuurd.

Oordeel van het hof

Het begrip ‘exporteren’ is in Verordening 267/2012 niet nader gedefinieerd. Naar dagelijks spraakgebruik is sprake van exporteren als goederen naar het buitenland worden gebracht, en dus een landsgrens overschrijden.

Artikel 269, eerste lid, DWU houdt in: “Uniegoederen die het douanegebied van de Unie verlaten, worden onder de regeling uitvoer geplaatst.”

In het Handboek Douane staat in het hoofdstuk ‘Uitvoer en wederuitvoer’:

  • Paragraaf 2.3: “‘Verlaten van het douanegebied van de Unie’ houdt in dat de grens van het douanegebied van de Unie wordt overschreden.”

  • Paragraaf 2.4.1: “De regeling uitvoer beslaat 3 fasen: Het plaatsen van goederen onder de regeling uitvoer. Dit vindt plaats door het doen van de aangifte ten uitvoer bij het douanekantoor van uitvoer. Dit kantoor controleert de aangifte en geeft, als geen onregelmatigheden worden bevonden, de Uniegoederen vrij voor uitvoer. Zie onderdeel 12.00.00 van dit Handboek; Het vervoer van de voor uitvoer vrijgegeven goederen van het douanekantoor van uitvoer naar het voor de plaats van uitgang verantwoordelijke douanekantoor (het douanekantoor van uitgang) en het aldaar aanbrengen van de goederen. Het douanekantoor van uitgang verricht eventueel een overeenstemmingscontrole en geeft de goederen vrij voor uitgaan; Het verlaten van het douanegebied van de Unie. Het douanekantoor van uitgang houdt toezicht op het daadwerkelijk verlaten van het douanegebied en bevestigt het uitgaan aan het douanekantoor van uitvoer.”

De door de advocaat-generaal naar voren gebrachte artikelen van het DWU en het Handboek Douane moeten zo worden begrepen dat sprake is van exporteren als alle fasen van de regeling uitvoer zijn doorlopen. Dat is het geval indien de goederen het douanegebied van de Unie hebben verlaten (fase 3) en dus de grens hebben overschreden, hetgeen overeenkomt naar wat in het dagelijks spraakgebruik wordt verstaan onder ‘exporteren’. Indien de douane onder de regeling uitvoer geplaatste goederen na een controle niet doorlaat en deze het douanegebied niet verlaten, gelden deze goederen daarom niet als geëxporteerd.

Zaak 1

Verkopen Het dossier bevat een ‘Foreign Procurement Purchase order / contract’, gedateerd 3 oktober 2016. Daarin komen slachtoffer 1, gevestigd in Iran (als koper) en verdachte (als verkoper) een koop overeen van onder meer ‘O-ring 126.67 x 2.62’.1 Op basis hiervan staat vast dat bovengenoemde O-ringen op 3 oktober 2016 door de verdachte zijn verkocht aan slachtoffer 1. Blijkens verordening 267/2012 is voor het verkopen van zulke goederen aan een Iraanse entiteit een voorafgaande vergunning nodig. De verdachte heeft op geen enkel moment voor deze zending een vergunning aangevraagd. De verdachte heeft derhalve op 3 oktober 2016 opzettelijk de goederen zonder voorafgaande vergunning verkocht aan een Iraanse entiteit. Dat de verdachte zich niet heeft gerealiseerd dat een aan de verkoop voorafgaande vergunning was vereist, is daarbij niet relevant. Leveren/overdragen/exporteren De verdachte heeft op 16 december 2016 aangifte ten uitvoer gedaan van een zending met ‘onderdelen van pompen’ met als geadresseerde slachtoffer 1, gevestigd in Teheran (Iran). Deze zending bleek 5 O-ringen van fluorelastomeren (Viton ®) te bevatten. De zending met deze O-ringen is door de douane stopgezet en heeft het douanegebied van de Unie niet verlaten. Tot levering, overdracht en export van de ringen aan de Iraanse klant is het niet gekomen. De verdachte zal van deze onderdelen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

Beschermd belang

De raadsman heeft bepleit dat het door de verordening beschermd belang niet is geschonden, nu de producten aan de verdachte zijn teruggestuurd. Het beschermd belang van de bepaling van de verordening, die onder meer inhoudt dat niet zonder voorafgaande vergunning mag worden verkocht, is dat niet zonder toestemming van controlerende instanties wordt gehandeld in bepaalde goederen met Iraanse personen of entiteiten. Door toch zulke goederen zonder vergunning aan een Iraans bedrijf te verkopen, is dat beschermde belang geschonden. Het verweer slaagt dan ook niet.

Zaak 2

De verdachte heeft op 5 maart 2016 een ‘vergunning uitvoer of doorvoer strategische goederen of sanctiegoederen’ aangevraagd, voor een ‘PTFE’-ringetje (het hof begrijpt: 8 x wedge 070 D6/056 GLRD). De ontvanger is slachtoffer 2 Co, gevestigd te Iran (het hof begrijpt: slachtoffer 2).

De vergunningsaanvraag is afgewezen blijkens een brief van de Douane van 22 juni 2016. De verdachte was hier al eerder van op de hoogte, blijkens een e-mail van naam van 15 juni 2016 met de tekst ‘Apparently slachtoffer 2 is A blacklisted Company and we cannot get export license’. Naam] is (middels bedrijf Beheer) directeur van de verdachte en in die hoedanigheid verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van de door de verdachte gedreven onderneming. Zijn wetenschap moet aan de verdachte worden toegerekend. Een medewerker van de Douane heeft op 30 juni 2016 desalniettemin besloten dat deze zending haar weg kan vervolgen. Op 5 juli 2016 is de uitvoer van de zending bevestigd.5 Daaruit moet worden afgeleid dat de zending tussen 30 juni 2016 en 5 juli 2016 het douanegebied van de Unie heeft verlaten.

De verdachte was op 15 juni 2016 reeds op de hoogte van de afwijzing van de vergunningsaanvraag. Zij heeft geen actie ondernomen om te bewerkstelligen dat de zending aan haar werd geretourneerd of werd stopgezet, daarvan is althans niet gebleken. Nu de zending is doorgelaten en haar bestemming in Iran heeft bereikt, heeft de verdachte willens en wetens zonder vergunning de zending geleverd, overgedragen en geëxporteerd als ten laste gelegd. Ter terechtzitting is gebleken dat de koopovereenkomst tussen de verdachte en slachtoffer 2 Co reeds tot stand was gekomen in de eerste helft van februari 2016. Nu dat buiten de tenlastegelegde periode valt, zal het hof de verdachte vrijspreken van het onderdeel ‘verkocht’ ten aanzien van zaak 2.

Bewezenverklaring

  • opzettelijk overtreden van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2 van de Sanctiewet 1977, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • Het hof ziet aanleiding te bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^