Procesafspraken overgenomen door hof: feitelijk leidinggever heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan medeplegen van opzettelijk voorhanden hebben van accijnsgoederen en medeplegen valsheid

Gerechtshof Amsterdam 2 mei 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:1032

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit bevestigen behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en geldboete. In zoverre zal het vonnis worden vernietigd. Het hof heeft rekening gehouden met de tussen het openbaar ministerie en de verdediging gemaakte procesafspraken.

Procesafspraken

Op de regiezitting van 18 april 2023 in hoger beroep is naar voren gebracht dat het openbaar ministerie en de verdachte procesafspraken hebben gemaakt. Deze – ondertekende – procesafspraken zijn reeds op 16 april 2023 door de advocaat-generaal aan het hof verstrekt. De procesafspraken luiden als volgt:

  • de procespartijen aanvaarden de bewezenverklaringen van de rechtbank en de kwalificatie daarvan door de rechtbank;

  • het openbaar ministerie zal vorderen dat het vonnis van de rechtbank wordt bevestigd, met uitzondering van de straf, en dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 360 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 263 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, en een geldboete van € 60.260,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 318 dagen hechtenis;

  • het openbaar ministerie zal vorderen dat het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven;

  • de verdachte ziet af van het indienen van verdere onderzoekswensen en trekt alle ingediende onderzoekswensen in, voor zover die nog niet zijn uitgevoerd, onmiddellijk nadat het gerechtshof heeft verklaard dat het de procesafspraken aanvaardt;

  • de verdachte zal zijn strafbare handelen conform de bewezenverklaring door de rechtbank erkennen; en

  • de verdachte zal het gerechtshof vragen de straf te bepalen overeenkomstig het requisitoir van het openbaar ministerie.

Het hof beoordeelt of de procesafspraken zullen worden overgenomen. Voor het overnemen van de procesafspraken kijkt het hof niet alleen of zij bijdragen aan het verkorten van de procedure en het efficiënter en effectiever afdoen van de zaak waar de afspraken op zien, maar ook of de overeengekomen afspraken voor de beëindiging van de zaak redelijk en passend zijn. Het hof meent dat dat het geval is en neemt daarbij (mede) in aanmerking het langdurige tijdsverloop tot op heden – de redelijke termijn is in eerste aanleg met 50 maanden overschreden en is in hoger beroep ten tijde van het doen van onderhavige uitspraak met 41 maanden overschreden – en de nog te verwachten tijdsduur bij voortzetting van de procedure, te weten een nog te bepalen nadere regiezitting, het (bij toewijzing van de verzoeken daartoe) horen van getuigen en een nog te bepalen inhoudelijke behandeling, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Oplegging van straffen

De rechtbank Rotterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair en onder 2 primair bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar en een geldboete van € 60.260,00.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft zich als feitelijk leidinggever schuldig gemaakt aan het meermalen medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van diverse accijnsgoederen die niet in de heffing waren betrokken. Met heffing van accijns wordt beoogd de Staat der Nederlanden middelen te verschaffen die voor zijn instandhouding en taakvervulling noodzakelijk zijn. De verdachte heeft door zijn handelswijze deze gemeenschapsbelangen geschonden. Dergelijk strafbaar gedrag leidt ertoe dat bonafide belastingplichtigen meer belasting moeten betalen en dat hen – die wel aan de accijnsrechtelijke verplichtingen voldoen – oneerlijke concurrentie is aangedaan. Door aldus te handelen heeft de verdachte een niet te onderschatten bijdrage geleverd aan accijnsfraude.

De verdachte heeft zich daarnaast als feitelijk leidinggever schuldig gemaakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift. Door zo te handelen heeft hij het vertrouwen dat in het algemeen in geschriften met een bewijsbestemming moet kunnen worden gesteld ernstig geschonden.

Het hof neemt eveneens in aanmerking het lange tijdsverloop en de forse overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en in hoger beroep.

Gelet op al het voorgaande ziet het hof aanleiding de tot stand gekomen procesafspraken in zijn uitspraak op te nemen en de verdachte een gevangenisstraf en een geldboete conform deze afspraken op te leggen.

Strafoplegging

  • Gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 263 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

  • Geldboete van € 60.260.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^