Procesafspraken in visfraudezaak
/Rechtbank Oost-Brabant 1 oktober 2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:4525
Verdachte heeft zich gedurende een langere periode en op structurele wijze schuldig gemaakt aan verschillende vormen van visfraude.
De overeenkomst houdt in een bewezenverklaring en een strafoplegging:
- bewezenverklaard kan worden het tenlastegelegde onder 1, 2, 3 en 4; 
- de officier van justitie eist voor de feiten onder 1, 2 en 3 een geldboete van €75.000; 
- voor de tweetal overtredingen tenlastegelegd onder feit 4 eist de officier van justitie twee geldboetes van elk €2.500. 
Verder is overeengekomen dat:
- het Openbaar Ministerie zich ervoor zal inspannen dat de zaak snel op zitting zal worden ingepland; 
- de verdachte aanwezig zal zijn bij de inhoudelijke behandeling van de strafzaak; 
- de verdediging afziet van het indienen van onderzoekswensen; 
- de verdediging geen bewijsverweren zal voeren; 
- de verdachte verklaart dat de voorwerpen die bij haar klassiek in beslag zijn genomen, aan haar toebehoren en voorwerpen betreffen met behulp van welke de feiten zijn begaan en/of voorbereid; 
- de verdachte zich niet zal verzetten tegen de verbeurdverklaring van voornoemd klassiek beslag; 
- de verdachte aangeeft betalingsbereid te zijn, in staat te zijn tot betaling en geen draagkrachtverweer te zullen voeren voor wat betreft haar financiële verplichtingen voorvloeiende uit de strafzaak; 
- de verdachte ermee instemt dat een afschrift van de overeenkomst (en bijlage(n)) aan het Centraal Justitieel Incassobureau zal worden verstrekt; 
- de verdachte zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken. 
Bewezenverklaring
- Feit 1: Medeplegen van een overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3a Visserijwet 1963, terwijl de overtreding van dat voorschrift in de EU-verordening ter uitvoering waarvan zij strekt als ernstige inbreuk wordt aangemerkt, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd. 
- Feit 2: Medeplegen van een overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3a Visserijwet 1963, terwijl de overtreding van dat voorschrift in de EU-verordening ter uitvoering waarvan zij strekt als ernstige inbreuk wordt aangemerkt, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd. 
- Feit 3: Medeplegen van een overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3a Visserijwet 1963, terwijl de overtreding van dat voorschrift in de EU-verordening ter uitvoering waarvan zij strekt als ernstige inbreuk wordt aangemerkt, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd. 
- Feit 4: Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3a Visserijwet 1963, begaan door een rechtspersoon, tweemalen gepleegd. 
Strafoplegging
- Feit 1, Feit 2, Feit 3: Een geldboete ter hoogte van 75.000 euro. 
- Feit 4 onder A: Een geldboete ter hoogte van 2.500 euro. 
- Feit 4, onder B: Een geldboete ter hoogte van 2.500 euro. 
Lees hier de volledige uitspraak.

 
             
             
             
             
             
             
            