Procesafspraken bij mestfraudezaken leiden tot aangepaste straffen

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 18 april 2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1115, ECLI:NL:GHSHE:2025:1114 en ECLI:NL:GHSHE:2025:1113

De drie samenhangende strafzaken draaien om grootschalige mestfraude gepleegd tussen 2016 en 2018. Het betreft twee rechtspersonen, actief in de transportsector van dierlijke meststoffen, en een natuurlijk persoon die als feitelijk leidinggevende binnen deze ondernemingen fungeerde. De betrokken verdachten zijn:

  • Verdachte 1, een rechtspersoon die als transportbedrijf mest vervoerde en betrokken was bij het opmaken van valse transportdocumenten;

  • Verdachte 2, eveneens een rechtspersoon die ondersteunende werkzaamheden verrichtte en betrokken was bij het verstrekken van gemanipuleerde gegevens aan controle-instanties;

  • Verdachte 3, een natuurlijk persoon die als bestuurder en feitelijk leidinggevende de verboden gedragingen van beide bedrijven faciliteerde en aanstuurde.

De kern van de strafbare handelingen bestond uit het systematisch vervalsen van laad- en losmeldingen en het manipuleren van mestmonsters. Door deze werkwijze werd bij de overheid, met name bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), de schijn gewekt dat de mest op correcte wijze werd vervoerd en bemonsterd, terwijl in werkelijkheid sprake was van frauduleuze praktijken. De fraude raakte aan fundamentele publieke belangen, waaronder de bescherming van het milieu en de betrouwbaarheid van het toezicht op de mestmarkt.

De activiteiten werden uitgevoerd via een uitgekiend systeem waarbij vrachtwagens werden uitgerust met manipulatieapparatuur om valse meldingen te kunnen versturen. Mestmonsters die als authentiek en representatief moesten gelden, werden in werkelijkheid vervangen of gemanipuleerd. Deze werkwijze had tot doel de mestregelgeving te omzeilen, financieel voordeel te behalen en concurrentievoordeel te creëren ten koste van bedrijven die zich wel aan de regels hielden.

De fraude vond plaats gedurende een periode van ruim elf maanden en werd gepleegd terwijl reeds bekend was dat een strafrechtelijk onderzoek tegen de betrokken partijen liep. Dit wijst op een bijzonder hoge mate van volharding en brutale wetsovertreding. Het optreden van de verdachten heeft niet alleen milieuschade mogelijk gemaakt, maar ook het vertrouwen in de agrarische sector als geheel geschaad.

Daarnaast hebben de verdachten door hun handelen het wettelijke stelsel van de Meststoffenwet ondermijnd, dat juist bedoeld is om het mestoverschot terug te dringen en de ecologische belasting op het milieu te verminderen. De omvang, duur en systematiek van de fraude geven blijk van een structurele en georganiseerde aanpak.

Tenlastelegging

De verdachten wordt verweten dat zij zich hebben schuldig gemaakt aan:

  • Overtreding van artikel 14 van de Meststoffenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon dan wel onder feitelijke leiding van een natuurlijk persoon

  • Medeplegen van doen plegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, door rechtspersonen

Standpunt van het Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie heeft met alle verdachten procesafspraken gemaakt. Deze afspraken omvatten:

  • Handhaving van de bewezenverklaring, kwalificatie, strafbaarheid en verbeurdverklaring zoals in eerste aanleg vastgesteld

  • Geen bewijsverweren of nadere onderzoekswensen

  • Instemming met de voorgestelde straffen

  • Afspraak om geen cassatie in te stellen bij het volgen van de voorgestelde afdoening

Specifiek per verdachte:

  • Verdachte 1: een geldboete van 20.000 binnen drie maanden na onherroepelijkheid van het arrest

  • Verdachte 2: een geldboete van 20.000 binnen drie maanden na onherroepelijkheid van het arrest

  • Verdachte 3: een taakstraf van 320 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar met een proeftijd van drie jaren, en als bijzondere voorwaarde een beroepsverbod ten aanzien van mesttransporten

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft ingestemd met de procesafspraken en heeft geen verweren gevoerd. De verdediging heeft afstand gedaan van het recht op nadere onderzoekswensen en heeft ingestemd met de voorgestelde strafopleggingen.

Oordeel van het gerechtshof

Het gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de procesafspraken vrijwillig, weloverwogen en met rechtsbijstand zijn gesloten. De afspraken passen binnen het juridische kader zoals uiteengezet in het arrest van de Hoge Raad van 27 september 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1252).

Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met:

  • De ernst van de feiten

  • De langdurige periode waarin de feiten zijn gepleegd

  • De milieu-impact en het geschonden vertrouwen in het controlesysteem

  • De financiële en zakelijke gevolgen voor de verdachten

  • De aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn van berechting

Bewezenverklaring

Het hof acht bewezen dat:

  • Verdachte 1 zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke overtreding van de Meststoffenwet en medeplegen van doen plegen van valsheid in geschrift

  • Verdachte 2 zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van doen plegen van valsheid in geschrift

  • Verdachte 3 feitelijk leiding heeft gegeven aan de overtreding van de Meststoffenwet en aan het medeplegen van doen plegen van valsheid in geschrift

Strafoplegging

  • Verdachte 1: geldboete van 20.000

  • Verdachte 2: geldboete van 20.000

  • Verdachte 3: taakstraf van 320 uren, vervangende hechtenis 160 dagen, en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van één jaar met een proeftijd van drie jaren, inclusief een beroepsverbod voor mesttransportgerelateerde activiteiten

Samenvattend

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 18 april 2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:1115, ECLI:NL:GHSHE:2025:1114 en ECLI:NL:GHSHE:2025:1113
Print Friendly and PDF ^