OM niet-ontvankelijk wegens gewijzigd vervolgingsbeleid leerplichtzaken
/Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 27 mei 2025, ECLI:NL:GHARL:2025:3742
Het gerechtshof verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van een verdachte wegens leerplichtverzuim. De aanleiding is het op 7 april 2025 gepubliceerde gewijzigde beleid van het OM, waarin strafrechtelijke vervolging in dergelijke zaken wordt beperkt. De advocaat-generaal verzoekt om niet-ontvankelijkheid en het hof volgt dit standpunt. De verdachte en haar raadsman verschijnen niet op de zitting. Het eerdere vonnis van de kantonrechter, waarin een voorwaardelijke geldboete werd opgelegd, wordt vernietigd. Het hof komt niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak.
Context van de zaak
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep over een strafzaak tegen een natuurlijke persoon, geboren in 1983, woonachtig te [woonplaats], betreffende een vermeende overtreding van de Leerplichtwet 1969. De verdachte is eerder door de kantonrechter te Zwolle veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 500 euro, subsidiair tien dagen vervangende hechtenis, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte stelt hoger beroep in tegen deze beslissing. Tijdens de behandeling in hoger beroep is het beleid van het Openbaar Ministerie met betrekking tot de vervolging in leerplichtzaken gewijzigd, hetgeen tot een bijzondere wending in de procedure leidt.
Tenlastelegging
De verdachte wordt verweten dat zij als persoon bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Leerplichtwet 1969, de daarin opgelegde verplichting om ervoor zorg te dragen dat haar minderjarige kind als leerling staat ingeschreven bij en daadwerkelijk onderwijs volgt op een onderwijsinstelling, niet is nagekomen. Hiermee zou zij zich schuldig hebben gemaakt aan het niet naleven van de leerplichtverplichting, strafbaar gesteld in artikel 26 van de Leerplichtwet 1969.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal bij het gerechtshof verzoekt het hof om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging. Aanleiding voor dit verzoek vormt het gewijzigde vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie met betrekking tot leerplichtzaken, gepubliceerd op 7 april 2025. In het kader van dit nieuwe beleid is besloten om lopende en toekomstige strafzaken met betrekking tot leerplichtverzuim waarin sprake is van geringe ernst of waarbij alternatieve maatregelen mogelijk zijn, niet langer via het strafrecht te vervolgen.
De advocaat-generaal stelt dat onder dit nieuwe beleid de onderhavige zaak niet meer strafrechtelijk zou worden afgedaan en acht het derhalve niet langer opportuun om de vervolging voort te zetten. Hij onderbouwt zijn standpunt door aan te geven dat het gewijzigde beleid expliciet is bedoeld om de nadruk te leggen op preventieve en bestuurlijke interventies in plaats van op strafrechtelijke afdoening, tenzij sprake is van structurele en ernstige gevallen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte is per e-mail van 8 mei 2025 door het hof op de hoogte gesteld van het voornemen van de advocaat-generaal en van het feit dat het hof het niet noodzakelijk acht dat de verdachte of haar raadsman ter terechtzitting van 27 mei 2025 verschijnt. Zowel de verdachte als haar raadsman blijven daarom afwezig bij de zitting. Er wordt geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vordering van het Openbaar Ministerie tot niet-ontvankelijkverklaring.
Oordeel van het gerechtshof
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden acht het gewijzigd vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie van doorslaggevend belang in deze zaak. Het hof stelt vast dat de advocaat-generaal expliciet verzoekt om het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren op basis van dit nieuwe beleid. Gelet op de beleidswijziging en de wens van het Openbaar Ministerie om de vervolging in onderhavige zaak te staken, ziet het hof geen aanleiding om tot een andersluidend oordeel te komen.
Het hof oordeelt dat, nu het Openbaar Ministerie zelf stelt dat de strafvervolging niet langer in lijn is met het actuele vervolgingsbeleid en er geen zwaarwegende gronden zijn om hiervan af te wijken, het aangewezen is het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging. Daarmee komt het hof tot een ander oordeel dan de kantonrechter in eerste aanleg, die nog tot een veroordeling is gekomen.
Bewezenverklaring
Nu het hof het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaart in de vervolging, komt het niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de tenlastelegging. Er wordt derhalve geen bewezenverklaring vastgesteld.
Strafoplegging
Er wordt geen straf opgelegd. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter, dat strekte tot een voorwaardelijke geldboete van 500 euro, en verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging. Daarmee vervalt de eerder opgelegde straf.
Lees hier de volledige uitspraak.