Fraude met valse giftenaftrek: rechtbank straft bestuurders en vereniging

Rechtbank Overijssel 17 juni 2025, ECLI:NL:RBOVE:2025:3851, ECLI:NL:RBOVE:2025:3852, ECLI:NL:RBOVE:2025:3853

De rechtbank veroordeelt een rechtspersoon en twee bestuurders wegens grootschalige belastingfraude. De vereniging diende stelselmatig onjuiste aangiften inkomstenbelasting in, met onterechte giftenaftrek. Beide bestuurders gaven feitelijk leiding en verduisterden verenigingsgelden. De vereniging krijgt een geldboete van 15.000 euro. De bestuurders ontvangen taakstraffen en voorwaardelijke gevangenisstraffen, plus een beroepsverbod van drie jaar.

De context van de zaak

De rechtbank Overijssel doet op 17 juni 2025 uitspraak in drie met elkaar samenhangende strafzaken die draaien om stelselmatige belastingfraude gepleegd door een rechtspersoon en haar twee bestuurders. Het betreft een vereniging genaamd 'bedrijf', opgericht op 30 augustus 2022, die zichzelf presenteert als juridisch adviesbureau. De vereniging biedt tegen betaling ondersteuning bij het invullen van belastingaangiften. De natuurlijke personen medeverdachte 1 en medeverdachte 2 zijn respectievelijk voorzitter en secretaris van de vereniging en daarmee mede verantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering daarvan.

De vereniging en haar bestuurders worden verweten dat zij meermalen onjuiste aangiften inkomstenbelasting hebben gedaan, waarin betalingen aan de Staat der Nederlanden en andere overheidsinstanties als aftrekbare giften zijn opgevoerd. Deze constructie leidde tot onterechte belastingteruggaven voor leden van de vereniging. Daarnaast hebben beide bestuurders zich volgens het Openbaar Ministerie schuldig gemaakt aan verduistering van verenigingsgelden. De inkomsten van de vereniging, voornamelijk afkomstig uit giftenaftrek gerelateerde provisies van leden, werden op privérekeningen gestort en vervolgens deels voor privédoeleinden gebruikt.

De tenlastelegging

De vereniging wordt verweten dat zij, samen met anderen, opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting heeft ingediend voor een groot aantal leden. In die aangiften is telkens een (veelal substantieel) bedrag aan aftrekbare giften opgevoerd, terwijl geen sprake was van giften in de zin van artikel 6.33 van de Wet inkomstenbelasting 2001. De opgevoerde giften betroffen onder meer betalingen aan de Belastingdienst, gemeenten, het CJIB, energiebedrijven en woningcorporaties.

Beide bestuurders wordt verweten feitelijk leiding te hebben gegeven aan deze strafbare gedragingen van de rechtspersoon. Daarnaast zijn zij individueel vervolgd voor verduistering van aanzienlijke bedragen uit de kas van de vereniging. Eén van de bestuurders heeft bovendien zijn eigen aangiften inkomstenbelasting gemanipuleerd met dezelfde frauduleuze systematiek.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

Het Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt dat sprake is van een structurele fraudepraktijk, waarin bewust is aangestuurd op belastingontduiking onder het mom van juridische dienstverlening. Volgens het OM is de constructie opgezet om, tegen betaling van een percentage van het belastingvoordeel, systematisch onterechte teruggaven te genereren. Tegen de rechtspersoon wordt een geldboete geëist. Tegen de bestuurders worden gevangenisstraffen geëist, deels voorwaardelijk, alsmede taakstraffen, een beroepsverbod en openbaarmaking van de uitspraken.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging voert aan dat de bestuurders niet met opzet hebben gehandeld, maar in de veronderstelling verkeerden dat de wet ruimte bood voor giftenaftrek aan ANBI’s, waaronder de Staat der Nederlanden. Voor de verduistering wordt betoogd dat geen sprake is van wederrechtelijke toe-eigening, omdat de gelden mede zijn gebruikt voor het runnen van de vereniging en men zichzelf geen onevenredig voordeel zou hebben verschaft. Bovendien zou geen sprake zijn van een ondergeschikte verhouding als bedoeld in artikel 321 Sr.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht bewezen dat de rechtspersoon, met medeweten en actieve betrokkenheid van beide bestuurders, gedurende meer dan een jaar tientallen onjuiste belastingaangiften heeft ingediend op naam van derden. De rechtbank overweegt dat uit de wet, jurisprudentie en publieksinformatie eenvoudig valt af te leiden dat betalingen aan overheidsinstanties, ongeacht of deze als ANBI zijn geregistreerd, niet kwalificeren als aftrekbare giften. De rechtbank oordeelt dan ook dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet.

Wat betreft de rol van de bestuurders stelt de rechtbank vast dat zij niet alleen bestuurlijke verantwoordelijkheid droegen, maar ook feitelijk uitvoerder waren van het frauduleuze beleid. Zij sloten opdrachten af, communiceerden met leden en onderhielden correspondentie met de Belastingdienst. De rechtbank concludeert dat zij derhalve feitelijk leiding hebben gegeven aan het strafbare handelen van de rechtspersoon.

De rechtbank acht eveneens bewezen dat beide bestuurders zich schuldig hebben gemaakt aan verduistering van verenigingsgelden. De inkomsten van de vereniging, verkregen uit lidmaatschapsgelden en een overeengekomen provisie van 15 procent op belastingteruggaven, zijn op hun privérekeningen gestort. Vervolgens is een aanzienlijk deel van deze gelden besteed aan uitgaven die geen zakelijke grondslag hadden. Er is geen sprake geweest van interne controle, toestemming van de algemene ledenvergadering of statutair vastgelegde vergoedingsregelingen. De rechtbank acht het verweer dat sprake zou zijn van compensatie voor gemaakte uren of vorderingen op de vereniging niet geloofwaardig en onvoldoende onderbouwd.

De bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:

  • De rechtspersoon 'bedrijf' meermalen opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting heeft ingediend, waarin ten onrechte giftenaftrek is opgevoerd;

  • Beide bestuurders feitelijke leiding hebben gegeven aan deze gedragingen;

  • Beide bestuurders verenigingsgelden hebben verduisterd, door privégebruik te maken van op naam van de vereniging ontvangen middelen;

  • Eén van de bestuurders zich daarnaast schuldig heeft gemaakt aan opzettelijk onjuiste belastingaangifte voor zichzelf.

De strafoplegging

De rechtspersoon wordt veroordeeld tot een geldboete van 15.000 euro.

De eerste bestuurder wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 303 dagen, waarvan 300 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 120 uur. Daarnaast wordt hij voor drie jaar ontzet uit het recht om het beroep van bestuurder van een rechtspersoon uit te oefenen. Tevens wordt het vonnis openbaar gemaakt via rechtspraak.nl en ter registratie toegezonden aan de Kamer van Koophandel.

De tweede bestuurder wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden, eveneens met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 120 uur. Ook hij wordt voor drie jaar ontzet uit het recht om het beroep van bestuurder van een rechtspersoon uit te oefenen. Zijn vonnis wordt op gelijke wijze openbaar gemaakt en geregistreerd.

De rechtbank benadrukt in haar motivering dat de fraude het vertrouwen in het belastingstelsel ondermijnt, dat de daders misbruik hebben gemaakt van hun positie als pseudo-adviseur en dat zij leden van de vereniging financiële schade hebben berokkend door hen onjuist te informeren en hen bloot te stellen aan navorderingen.

Lees hier de volledige uitspraken:

Print Friendly and PDF ^