Misbruik van vertrouwen: verdachte veroordeeld voor oplichting van klantenkring

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 18 april 2025, ECLI:NL:GHARL:2025:2471

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeelt een man voor oplichting van twee bekenden, aan wie hij met leugens geld afhandig maakt. Hij misbruikt hun vertrouwen door valse verhalen over een erfenis, inbraak en financiële nood te vertellen. Het hof acht bewezen dat hij handelde met het oogmerk zich wederrechtelijk te bevoordelen. Hij krijgt een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 150 uur. De benadeelde partij ontvangt deels schadevergoeding.

Achtergrond

De verdachte betreft een natuurlijk persoon, geboren in 1965, woonachtig in plaats. Hij heeft zich in de periode van 2019 tot en met 2021 schuldig gemaakt aan oplichting van twee personen uit zijn klantenkring van een hondenopvangbedrijf. De verdachte heeft een vertrouwensrelatie opgebouwd met de slachtoffers en hen bewogen tot het verstrekken van aanzienlijke geldbedragen door gebruik te maken van een samenweefsel van verdichtsels over onder andere een vermeende erfenis en gestolen bankpasjes.

Tenlastelegging

De verdachte wordt verweten dat hij zich in de periode van 24 mei 2019 tot en met 22 januari 2021 te plaats schuldig heeft gemaakt aan oplichting van benadeelde 2 en in de periode van 30 december 2019 tot en met 25 maart 2020 aan oplichting van benadeelde 1. In beide gevallen heeft hij door middel van valse voorwendselen geldbedragen afgetroggeld.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal vordert veroordeling ter zake van beide tenlastegelegde feiten en eist een gevangenisstraf van 14 weken, waarvan 8 weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en de toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen, gedeeltelijk voor benadeelde 1 en geheel voor benadeelde 2, inclusief de oplegging van schadevergoedingsmaatregelen.

Standpunt van de verdediging

De verdediging voert aan dat geen sprake is van oplichting, aangezien geen samenweefsel van verdichtsels zou zijn aangetoond. De verdachte zou steeds te goeder trouw hebben gehandeld en de intentie hebben gehad om de geleende bedragen terug te betalen. Tevens wordt gesteld dat er geen causaal verband bestaat tussen de gedragingen van de verdachte en de afgifte van de geldbedragen.

Oordeel van het hof

Het hof verwerpt de verweren van de verdediging. Er is sprake van een samenweefsel van verdichtsels, bestaande uit meerdere leugenachtige mededelingen die telkens hebben geleid tot het verstrekken van nieuwe geldleningen. De verdachte heeft het oogmerk gehad zich wederrechtelijk te bevoordelen en er bestaat causaal verband tussen zijn gedragingen en de schade van de benadeelden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:

  • Oplichting van benadeelde 2 door middel van het voorhouden van een vriendschappelijke relatie, een aankomende erfenis, financiële noodsituaties en beloften van spoedige terugbetaling.

  • Oplichting van benadeelde 1 door middel van het voorhouden van inbraak, financiële nood en een fictief zakelijk adres, eveneens in combinatie met valse beloftes tot terugbetaling.

Strafoplegging

Het hof legt de verdachte een gevangenisstraf op van drie maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 150 uren. Het hof houdt rekening met de ouderdom van de feiten en het lange tijdsverloop van de procedure.

Vorderingen van de benadeelde partijen

  • De vordering van benadeelde 2 wordt niet-ontvankelijk verklaard voor zover deze ziet op immateriële schade en proceskosten.

  • De vordering van benadeelde 1 wordt toegewezen tot een bedrag van 5.937,08, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 maart 2020, en daartoe wordt tevens de schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^