Komen advocaatkosten bestuursrechtelijke procedures, die raakvlakken hebben met de strafzaak, voor vergoeding in aanmerking (art. 530 Sv)?

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 3 december 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:7473

Het hof kent een gedeeltelijke vergoeding toe aan een verdachte wiens strafzaak zonder straf of maatregel is geëindigd. De verdachte had om vergoeding van ruim 72.000 euro aan advocatenkosten verzocht. Het hof kent 56.456,11 euro toe voor rechtsbijstand die direct verband houdt met de strafzaak. Kosten voor werkzaamheden in bestuursrechtelijke procedures worden afgewezen, ondanks samenhang met de strafzaak. Volgens het hof zijn die kosten mogelijk vergoedbaar binnen het bestuursrecht.

Context van de zaak

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden buigt zich op 3 december 2024 over een verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker, een man geboren in 1959, vraagt om vergoeding van de door hem gemaakte kosten van rechtsbijstand in een strafzaak waarin hij als verdachte is vervolgd ter zake van valsheid in geschrift. De strafzaak is op 15 mei 2024 geëindigd met een onherroepelijk arrest waarin het hof geen straf of maatregel oplegt, en waarin evenmin toepassing wordt gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

De onderhavige procedure heeft betrekking op de vraag of, en zo ja in hoeverre, verzoeker aanspraak kan maken op vergoeding van zijn proceskosten uit ’s Rijks kas. Het verzoek behelst een totaalbedrag van 72.246,21 euro aan kosten van rechtsbijstand, plus 680 euro aan kosten voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.

Verzoeker wordt in de strafzaak bijgestaan door meerdere advocaten van twee kantoren: Cleerdin & Hamer en Van Diepen Van der Kroef. Laatstgenoemd kantoor vertegenwoordigt verzoeker tevens in parallel lopende bestuursrechtelijke procedures die, volgens verzoeker, nauw samenhangen met de strafzaak.

De tenlastelegging

Verzoeker wordt verweten dat hij in het kader van een aanvraag voor een exploitatievergunning het Bibob-formulier onjuist heeft ingevuld. Deze handeling wordt door het Openbaar Ministerie aangemerkt als valsheid in geschrift. Het betreft een verdenking die vaak in het verlengde ligt van bestuurlijke handhaving, waarbij het Bibob-beleid (Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) een belangrijke rol speelt.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

Hoewel de advocaat-generaal in raadkamer is gehoord, wordt in de uitspraak geen afzonderlijke uiteenzetting van diens standpunt opgenomen. Gelet op de uitkomst van de beschikking lijkt het Openbaar Ministerie zich op het standpunt te stellen dat niet alle opgevoerde kosten – met name die welke verband houden met bestuursrechtelijke werkzaamheden – voor vergoeding in aanmerking behoren te komen. De benadering van het hof sluit hierbij aan.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging stelt zich op het standpunt dat alle gedeclareerde kosten voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder ook de kosten van werkzaamheden in het kader van bestuursrechtelijke procedures. Volgens verzoeker en diens raadslieden is er sprake van een vergaande inhoudelijke verwevenheid tussen de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke trajecten. Zo zouden stukken uit de bestuursrechtelijke dossiers van belang zijn geweest voor de beoordeling en verdediging in de strafzaak. Advocaten van Van Diepen Van der Kroef zijn in beide procedures actief geweest, en hun werkzaamheden overlappen volgens de verdediging zodanig dat een strikte scheiding tussen beide domeinen niet te maken is.

De verdediging voert aan dat het vanuit het perspectief van een effectieve en integrale rechtsbijstand noodzakelijk is geweest om kennis te nemen van en te reageren op stukken uit de bestuursrechtelijke procedures, en dat deze werkzaamheden daarom als onlosmakelijk deel van de strafrechtelijke verdediging dienen te worden aangemerkt.

Het oordeel van het gerechtshof

Het hof stelt voorop dat op grond van artikel 530, vierde lid, juncto artikel 534, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering de toekenning van een vergoeding afhankelijk is van de aanwezigheid van gronden van billijkheid. Dat betekent dat vergoeding het uitgangspunt is bij beëindiging van een strafzaak zonder oplegging van straf of maatregel, maar dat de rechter de bevoegdheid heeft om, gelet op de omstandigheden, een vergoeding geheel of gedeeltelijk af te wijzen.

Het hof wijst in dit geval een deel van de gevraagde vergoeding toe, maar wijst ook een substantieel deel af. Ten aanzien van de volgende kostenposten oordeelt het hof dat zij voor vergoeding in aanmerking komen:

  • De kosten van rechtsbijstand door Cleerdin & Hamer in eerste aanleg: 21.634,80 euro

  • De kosten van rechtsbijstand door Cleerdin & Hamer in hoger beroep: 12.312,96 euro

  • De kosten van rechtsbijstand door Van Diepen Van der Kroef in eerste aanleg: 12.070,55 euro

  • De kosten van werkzaamheden door mr. Hoogewerf van Van Diepen Van der Kroef rondom strafzittingen: 10.437,80 euro

Deze posten betreffen directe strafrechtelijke rechtsbijstand, waarvan de noodzaak en omvang voldoende zijn onderbouwd. Het totaal van deze kosten bedraagt 56.456,11 euro.

Ten aanzien van de kosten van Van Diepen Van der Kroef voor werkzaamheden in het kader van de bestuursrechtelijke procedures die volgens verzoeker ten dienste stonden van de strafzaak – een bedrag van 15.790,10 euro – is het hof kritisch. Het hof erkent dat er sprake is van samenhang tussen de procedures, en dat informatie uit de bestuursrechtelijke dossiers relevant kan zijn voor de strafzaak. Die samenhang rechtvaardigt echter volgens het hof niet dat de kosten voor het produceren van bestuursrechtelijke stukken ten laste van de strafrechtelijke kostenvergoeding worden gebracht.

Het hof benadrukt dat dergelijke kosten mogelijk via het bestuursrechtelijke spoor voor vergoeding in aanmerking kunnen komen op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het declareren van deze kosten binnen de strafprocedure is volgens het hof onvoldoende transparant, aangezien niet duidelijk wordt welke werkzaamheden daadwerkelijk gericht zijn op de strafzaak. Om die reden wijst het hof deze kosten af.

Toekenning van vergoeding

Het hof kent verzoeker de volgende vergoedingen toe:

  • Voor rechtsbijstand in de strafprocedure: 56.456,11 euro

  • Voor indiening en behandeling van het verzoekschrift: 680 euro

Het totaalbedrag komt daarmee op 57.136,11 euro. Het meerdere of anders verzochte wordt afgewezen. Het hof gelast dat de griffier dit bedrag overmaakt ten name van verzoeker.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^