Illegale leveringen voor Krimbrug: miljoenenvoordeel wordt ontnomen. Rb accepteert aftrek projectgebonden kosten maar wijst overhead af.
/Rechtbank Amsterdam 22 mei 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:4195
De rechtbank legt Naam 1 B.V. een betalingsverplichting op van 1.013.956 euro wegens wederrechtelijk verkregen voordeel. De vennootschap leverde goederen en technische bijstand voor de bouw van de Krimbrug, in strijd met Europese sancties en de Sanctiewet 1977. Het totale voordeel bedraagt oorspronkelijk 1.511.610 euro. De rechtbank accepteert aftrek van projectgebonden kosten zoals personeelsuren en onderdekking. Indirecte kosten zoals overhead en garantiekosten worden afgewezen.
Context van de zaak
De rechtbank Amsterdam doet uitspraak in een ontnemingsprocedure tegen Naam 1 B.V., een in Nederland gevestigde besloten vennootschap die eerder is veroordeeld wegens overtreding van de Sanctiewet 1977. De rechtspersoon heeft in strijd met Europese sancties goederen geleverd en technische bijstand verleend ten behoeve van de aanleg van de Krimbrug, die de sinds 2014 door Rusland geannexeerde Krim verbindt met het Russische vasteland. Deze handelingen vinden plaats in strijd met de Europese Verordening betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de illegale inlijving van de Krim en Sebastopol, en vormen daarmee tevens een schending van nationale sanctieregelgeving.
Naam 1 B.V. is op 28 november 2024 door de meervoudige economische strafkamer van de rechtbank Amsterdam veroordeeld voor opzettelijke en meermalen gepleegde overtreding van voorschriften krachtens artikel 2 en artikel 3 van de Sanctiewet 1977. Naar aanleiding van deze veroordeling verzoekt het Openbaar Ministerie de rechtbank om het voordeel dat uit deze strafbare feiten is genoten, ten bedrage van 1.511.610 euro, aan de Staat te ontnemen.
De tenlastelegging
De vennootschap wordt verweten dat zij goederen heeft verkocht en technische bijstand heeft verleend aan het zogenoemde Naam 3-project, gericht op de bouw van de Krimbrug. Deze activiteiten zijn verboden krachtens de Sanctieregeling inlijving Krim en Sebastopol 2014. De strafbare feiten betreffen het leveren van strandjacks en toebehoren (overtreding van artikel 2, lid 1 van de Sanctiewet 1977), alsmede het verlenen van technische ondersteuning (overtreding van artikel 2, lid 2 van dezelfde wet). Door deze handelingen heeft Naam 1 B.V. wederrechtelijk voordeel verkregen.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie voert aan dat de vennootschap uit de verboden transacties wederrechtelijk voordeel heeft behaald ter hoogte van 1.511.610 euro. Dit bedrag is gebaseerd op een ontnemingsrapport van 16 april 2021 en omvat de opbrengsten uit:
De verkoop van strandjacks en bijbehorende goederen, en
Het verlenen van technische bijstand in het kader van de bouw van de Krimbrug.
Het OM benadrukt dat slechts die kosten voor aftrek in aanmerking komen die rechtstreeks verband houden met de voltooiing van de strafbare feiten. Indirecte kosten zoals vaste lasten, algemene bedrijfskosten of overhead worden buiten beschouwing gelaten, omdat zij niet specifiek toerekenbaar zijn aan het delict. Deze benadering sluit aan bij het strafrechtelijke karakter van de ontnemingsvordering, waarbij het doel is om het volledige wederrechtelijk verkregen voordeel weg te nemen.
Wel erkent het OM, op basis van nadere gegevens van de verdediging, dat een bedrag van 112.440 euro aan personeelskosten alsnog in mindering kan worden gebracht. Het OM wijzigt de vordering ter terechtzitting en stelt het ontnemingsbedrag bij tot 1.399.170 euro.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt dat het voordeel aanzienlijk lager ligt dan door het Openbaar Ministerie berekend. Volgens haar moet bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel ook rekening worden gehouden met indirecte kosten, zoals kosten voor personeel, machines, energie en administratie. Deze kosten zijn volgens de verdediging onlosmakelijk verbonden met het project en dienen daarom eveneens in mindering te worden gebracht.
De vennootschap voert een projectadministratie die is ingericht volgens Richtlijn 221 van de Raad voor de Jaarverslaggeving en gecontroleerd wordt door externe accountants. Op basis van deze administratie wordt het wederrechtelijk verkregen voordeel door de verdediging geschat op 87.000 euro. Mocht de rechtbank hierover twijfelen, dan verzoekt de verdediging subsidiair om de (oud-)accountants als getuigen te horen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat Naam 1 B.V. door haar betrokkenheid bij de verkoop van strandjacks en toebehoren, alsmede het verlenen van technische bijstand, wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Het totaal berekende voordeel uit deze twee strafbare gedragingen – de verkoop (artikel 2, lid 1 Sanctiewet 1977) en de technische ondersteuning (artikel 2, lid 2 Sanctiewet 1977) – bedraagt 1.511.610 euro.
Bij de beoordeling van welke kosten voor aftrek in aanmerking komen, hanteert de rechtbank als uitgangspunt dat alleen kosten die aantoonbaar en direct verbonden zijn met de strafbare feiten mogen worden afgetrokken. De rechtbank sluit zich hierbij grotendeels aan bij de lijn van het Openbaar Ministerie, maar wijkt daarvan af waar de verdediging concrete, onderbouwde projectgerelateerde kosten heeft aangevoerd.
De rechtbank acht de projectadministratie van Naam 1 B.V. betrouwbaar en consistent, en neemt deze als uitgangspunt. De volgende kosten worden geaccepteerd als aftrekposten:
374.800 euro aan geboekte uren op productiedossiers
122.854 euro aan onderdekking op basis van nacalculatie
De rechtbank overweegt dat deze kosten direct samenhangen met de uitvoering van het project en dat zij niet elders kunnen worden toegerekend. De geboekte uren betreffen werkzaamheden die noodzakelijk waren voor de productie van de geleverde goederen, terwijl de onderdekking voortkomt uit een nacalculatie op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten.
De volgende kostenposten worden niet in aftrek aanvaard:
Een bedrag van 50.000 euro aan garantiekosten, omdat dit een reservering betreft en geen werkelijk gemaakte uitgave
Een bedrag van 383.464 euro aan indirecte kosten (zoals HR, IT en Finance), omdat deze niet specifiek aan het project zijn toe te rekenen
Diverse overige kosten buiten de projectadministratie, waaronder koersverschillen en niet-gespecificeerde posten
De bewezenverklaring
De rechtbank verwijst naar het vonnis van 28 november 2024, waarin is vastgesteld dat Naam 1 B.V. zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke en meermalen gepleegde overtreding van sanctievoorschriften. Het uit deze strafbare feiten voortvloeiende voordeel vormt de grondslag voor de ontnemingsmaatregel.
De strafoplegging
De rechtbank stelt het wederrechtelijk verkregen voordeel definitief vast op 1.013.956 euro. Dit bedrag vloeit voort uit het oorspronkelijk berekende voordeel van 1.511.610 euro, verminderd met 374.800 euro aan geboekte uren en 122.854 euro aan onderdekking.
Naam 1 B.V. wordt verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen. De maatregel wordt opgelegd op grond van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Conclusie
De rechtbank volgt grotendeels de redenering van het Openbaar Ministerie, maar erkent dat de verdediging overtuigend heeft aangetoond dat bepaalde projectgebonden kosten in aftrek moeten worden gebracht. Hierdoor wordt het oorspronkelijke voordeel van 1.511.610 euro bijgesteld tot een definitief bedrag van 1.013.956 euro.
Lees hier de volledige uitspraak.