Geen verschoningsrecht voor e-mails van notaris aan Belastingdienst
/Rechtbank Amsterdam 9 januari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:4723
De rechter-commissaris in Amsterdam beslist dat e-mails van een notaris aan de Belastingdienst niet langer onder het verschoningsrecht vallen. De zaak draait om een vastgoedtransactie waarbij verdachten een woning aankopen en via een notariële aangifte aanspraak maken op het verlaagde tarief overdrachtsbelasting, terwijl daarover later twijfels ontstaan. De notaris verstrekt op verzoek van de Belastingdienst per e-mail nadere informatie over de transactie. Volgens de rechter-commissaris is door die verstrekking de vertrouwelijkheid prijsgegeven, mede omdat de informatie direct verband houdt met de strafrechtelijke verdenking. Alle door de Belastingdienst overgedragen bestanden mogen daarom worden vrijgegeven aan het onderzoeksteam van het Openbaar Ministerie.
Achtergrond
De zaak betreft een strafrechtelijk onderzoek naar twee natuurlijke personen, die worden verdacht van belastingfraude in verband met de verkrijging van een recht van erfpacht op een onroerende zaak aan een nader aangeduid adres. De levering van het erfpachtrecht vindt plaats op 17 maart 2022 tegen een koopsom van 3.500.000 euro. In de bijbehorende leveringsakte verklaren beide verdachten dat op de overdracht het verlaagde tarief van 2% overdrachtsbelasting van toepassing is, omdat zij het pand zelf zouden gaan bewonen.
De verdachten doen daartoe een verklaring op grond van de “Verklaring overdrachtsbelasting laag tarief (2%)”, en baseren deze op de door hen opgegeven waarde van het onroerend goed. Een notaris verzorgt op basis van deze verklaringen de elektronische aangifte overdrachtsbelasting. In september 2023 stelt de Belastingdienst, bij monde van een inspecteur, kritische vragen aan de notaris over de juistheid van het toegepaste tarief en de opgegeven waarde. De notaris beantwoordt deze vragen via e-mails van 11 oktober 2023, 30 november 2023 en 13 december 2023, met bijlagen.
In het kader van het strafrechtelijk onderzoek vordert de officier van justitie deze e-mailcorrespondentie bij de Belastingdienst, waarna een procedure ontstaat over de vraag of deze stukken onder het notariële verschoningsrecht vallen.
De tenlastelegging
De verdachten wordt verweten dat zij opzettelijk onjuiste gegevens hebben verstrekt aan de Belastingdienst met het oog op het verkrijgen van een onterecht belastingvoordeel. Concreet betreft het de onjuiste toepassing van het verlaagde tarief voor de overdrachtsbelasting bij de verkrijging van een erfpachtrecht. Daarmee zou sprake zijn van valsheid in geschrift dan wel belastingfraude.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vordert op 29 oktober 2024 dat de rechter-commissaris beoordeelt of de door de Belastingdienst overgedragen bestanden verschoningsgerechtigde informatie bevatten. De vordering wordt op 5 november 2024 toegewezen, waarna de rechter-commissaris rechtstreeks – buiten tussenkomst van het Openbaar Ministerie – de bestanden ontvangt van de Belastingdienst. De officier van justitie stelt dat de e-mails van de notaris aan de Belastingdienst niet onder het verschoningsrecht vallen, aangezien deze vrijwillig zijn verstrekt in een administratiefrechtelijke context die samenvalt met het onderwerp van strafrechtelijke verdenking.
Het standpunt van de verdediging
De notaris, hoewel zelf geen verdachte in de strafzaak, beroept zich ten aanzien van de betrokken e-mails op zijn verschoningsrecht. Volgens de notaris betreft het correspondentie die onder zijn wettelijke geheimhoudingsplicht valt en die hij uit hoofde van zijn hoedanigheid als notaris heeft gevoerd met een derde (de Belastingdienst). Het prijsgeven van informatie aan deze derde tast volgens hem de vertrouwelijkheid jegens andere derden, waaronder het Openbaar Ministerie, niet aan.
Het oordeel van de rechter-commissaris
De rechter-commissaris overweegt dat het uitgangspunt in het recht is dat het delen van vertrouwelijke informatie met een derde, de vertrouwelijkheid jegens andere derden niet per definitie opheft. In deze zaak is echter sprake van bijzondere omstandigheden die maken dat daarvan moet worden afgeweken.
De notaris verstrekt de betreffende e-mails in het kader van de vaststelling van de belastingplicht van zijn cliënten, op een moment dat precies dat handelen onderwerp is van strafrechtelijk onderzoek. De rechter-commissaris hecht daarbij betekenis aan het feit dat de informatie is verstrekt aan de inspecteur van de Belastingdienst, die krachtens artikel 80 lid 1 AWR tevens opsporingsbevoegdheid heeft met betrekking tot belastingdelicten.
Onder verwijzing naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2022:6249) oordeelt de rechter-commissaris dat de vertrouwelijkheid van de betreffende informatie niet enkel is prijsgegeven binnen het kader van de administratieve belastingheffing, maar tevens binnen het kader van het strafrechtelijk onderzoek. Daarmee verliest de informatie haar verschoningsrechtelijke bescherming.
Ten aanzien van de overige aan de rechter-commissaris overgedragen bestanden wordt geoordeeld dat deze geen informatie bevatten die onder het verschoningsrecht valt.
Lees hier de volledige uitspraak.