Autohandelaar verduistert ruim 370.000 euro en frustreert faillissementsafwikkeling

Rechtbank Noord-Holland 4 december 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:14163

Een autohandelaar wordt veroordeeld voor verduistering van ruim 370.000 euro van drie klanten. Hij gebruikt aankoopbedragen voor luxe auto’s voor eigen doeleinden en levert de voertuigen niet. Tijdens zijn faillissement voldoet hij niet aan zijn administratie- en inlichtingenplicht. De rechtbank acht alle feiten bewezen en rekent het de verdachte zwaar aan. Vanwege overschrijding van de redelijke termijn krijgt hij geen celstraf. Hij krijgt een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 240 uur.

Context van de zaak

De verdachte is een natuurlijk persoon, geboren in 1967, woonachtig in Nederland, en werkzaam als eigenaar van een autobedrijf. Hij drijft zijn onderneming onder meerdere handelsnamen. In mei 2019 wordt hij persoonlijk failliet verklaard. In deze strafzaak staat hij terecht voor het schenden van diverse verplichtingen die voortvloeien uit zijn faillissement, alsmede voor het verduisteren van aanzienlijke geldbedragen van drie klanten van zijn autobedrijf.

De feiten spelen zich af in de periode van oktober 2018 tot juli 2020 en vinden hun oorsprong in de bedrijfsvoering van de verdachte voorafgaand aan en tijdens zijn faillissement. De verdachte ontvangt aanzienlijke bedragen van klanten voor de aankoop van luxe auto’s, maar levert deze auto’s niet en blijkt het geld niet te hebben doorbetaald aan de eigenaren van de auto's die via consignatie werden verkocht. Tegelijkertijd voldoet hij niet aan zijn verplichtingen tegenover de curator, wat de afwikkeling van het faillissement ernstig bemoeilijkt.

Tenlastelegging

De verdachte wordt verweten dat:

  • Hij tijdens zijn faillissement heeft nagelaten om een volledige administratie aan de curator te verstrekken, terwijl hij daartoe wettelijk verplicht was;

  • Hij niet heeft voldaan aan de administratieplicht, wat de afwikkeling van het faillissement heeft bemoeilijkt;

  • Hij heeft geweigerd om de curator de vereiste inlichtingen te verstrekken;

  • Hij voorafgaand aan het faillissement zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering van drie geldbedragen van respectievelijk 79.950, 244.961 en 50.000 euro die hem waren toevertrouwd voor de aankoop van voertuigen.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen. Gevorderd wordt een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaren, gecombineerd met de maximale taakstraf van 240 uur. De officier acht dit passend gezien de ernst van de feiten en de hoogte van de verduisterde bedragen.

Standpunt van de verdediging

De verdediging refereert zich ten aanzien van de administratie- en inlichtingenplichten aan het oordeel van de rechtbank. Voor de verduistering wordt vrijspraak bepleit. De verdachte stelt dat hij gerechtigd was de ontvangen gelden te gebruiken voor zijn bedrijfsvoering, omdat het om consignatieverkopen ging waarbij de betaling pas na levering aan de verkopers toekomt. Subsidiair wordt bepleit dat de redelijke termijn is overschreden, en verzocht toepassing te geven aan artikel 9a Sr, inhoudende schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel.

Oordeel van de rechtbank

De rechtbank acht op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.

Ten aanzien van de verduistering overweegt de rechtbank dat bij een consignatieverkoop de verkoper (de verdachte) slechts als tussenpersoon fungeert en het ontvangen aankoopbedrag moet aanhouden ten behoeve van de eigenaar van de auto. Nu de verdachte deze bedragen geheel of grotendeels aanwendt voor eigen gebruik en bedrijfsvoering, is sprake van wederrechtelijke toe-eigening. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging en kwalificeert het handelen als verduistering in functie.

Ten aanzien van de faillissementsgerelateerde feiten concludeert de rechtbank dat de verdachte zijn administratie-, afgifte- en inlichtingenplicht ernstig heeft geschonden. Hij heeft geen volledige administratie bijgehouden en heeft bovendien geweigerd om de gevraagde informatie aan de curator te verstrekken, waardoor de afwikkeling van het faillissement werd belemmerd.

Bewezenverklaring

De verdachte wordt veroordeeld voor:

  • Het niet voeren van een volledige administratie en het niet verstrekken daarvan aan de curator in zijn faillissement;

  • Het weigeren om inlichtingen te verstrekken aan de curator;

  • Verduistering van in totaal ruim 370.000 euro, ontvangen van drie klanten, in zijn hoedanigheid van autohandelaar.

Strafoplegging

De rechtbank stelt vast dat sprake is van ernstige feiten. De verdachte heeft het vertrouwen in het handelsverkeer en de faillissementsprocedure geschaad. Zijn klanten zijn ernstig benadeeld, zowel door het mislopen van hun voertuig als door het verlies van aanzienlijke bedragen. De rechtbank onderstreept dat normaal gesproken een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats zou zijn, met name gezien de oriëntatiepunten die bij fraude met een benadelingsbedrag van 250.000 tot 500.000 euro uitgaan van 12 tot 18 maanden gevangenisstraf.

Echter, gelet op de overschrijding van de redelijke termijn met 2,5 jaar en het feit dat verdachte zich niet in voorlopige hechtenis heeft bevonden, acht de rechtbank een strafreductie op zijn plaats. Hierdoor komt de rechtbank tot een gematigde straf:

  • Een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren;

  • Een taakstraf van 240 uur, bij niet uitvoeren te vervangen door 120 dagen hechtenis.

Vorderingen van benadeelde partijen

De rechtbank behandelt tevens de civielrechtelijke vorderingen van de drie gedupeerden:

  • [slachtoffer 1]: Vordering van 79.950 euro wordt geheel toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente;

  • [slachtoffer 3]: Vordering van 50.000 euro wordt eveneens geheel toegewezen, eveneens vermeerderd met rente;

  • [slachtoffer 2]: Niet-ontvankelijk verklaard omdat deze reeds een civiele uitspraak ten gunste van zijn vordering heeft verkregen.

Schadevergoedingsmaatregel

Ten aanzien van alle drie de benadeelde partijen wordt de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opgelegd. De verdachte wordt veroordeeld tot betaling aan de Staat van:

  • 244.961 euro ten behoeve van [slachtoffer 2];

  • 79.950 euro ten behoeve van [slachtoffer 1];

  • 50.000 euro ten behoeve van [slachtoffer 3].

Daarbovenop wordt telkens wettelijke rente opgelegd. Voor het geval van niet-betaling worden vervangende gijzelingen opgelegd van respectievelijk 230, 80 en 50 dagen. De toepassing van gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^