Conclusie AG: Wanneer het schiften van verschoningsgerechtigd materiaal niet mogelijk is zonder kennisname van de inhoud, dient gehandeld te worden als wanneer bij een advocaat beslag wordt gelegd

Parket bij de Hoge Raad 8 december 2023, ECLI:NL:PHR:2023:1122

AG Harteveld heeft geconcludeerd in de zaak waarin prejudiciële vragen door het hof Den Bosch zijn gesteld aan de Hoge Raad over het verschoningsrecht. Het betreft één van de vele procedures tegen de Staat die voortvloeien uit de Box-zaak. De belangrijkste vraag is hoe moet worden gehandeld indien op enig moment blijkt of het vermoeden rijst dat zich tussen die gevorderde gegevens (in deze zaak: de bedrijfsadministratie van de vermogensbeheerder) materiaal bevindt dat valt onder het verschoningsrecht van de advocaat. De discussie gaat wel over de vraag of het uit die gegevens filteren van dit materiaal moet geschieden door of in opdracht van de rechter-commissaris, of onder verantwoordelijkheid van de officier van justitie.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR: geen strafrechtelijke immuniteit Waterschap voor doden bevers

Hoge Raad 21 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1607

Voor zover het hof heeft overwogen dat voor het aannemen van immuniteit “beslissend [is] of de ten laste gelegde gedraging exclusief is in die zin, dat zij niet anders dan in het kader van een overheidstaak kan worden verricht”, heeft het miskend dat niet beslissend is of de gedraging niet anders dan in het kader van de aan het openbaar lichaam opgedragen bestuurstaak kan worden verricht, maar dat het erom gaat of deze gedraging – kort gezegd – in het kader van de uitvoering van die taak niet anders dan door bestuursfunctionarissen kan worden verricht. Het cassatiemiddel klaagt daarover op zichzelf terecht.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt relevante overwegingen van EHRM in zaak De Legé tegen Nederland: Is aan verdachte gerichte vordering ex art. 19 WED tot overleggen van gegevens in strijd met nemo tenetur-beginsel?

Hoge Raad 14 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1562

Hof heeft vastgesteld dat (i) politie verdachte heeft aangemerkt als verdachte van invoer van illegaal vuurwerk omdat minimaal één postpakket met illegaal vuurwerk voor verdachte op zijn adres was afgeleverd, (ii) postpakket afkomstig was van Poolse webshop voor professioneel, voor particulieren verboden vuurwerk, (iii) politie vervolgens verdachte via brief heeft ontboden voor verhoor en (iv) brief inhoudt: “Ik vorder u o.g.v. art. 19 WED alle gegevens, welke betrekking hebben op bestellen en ontvangen van vuurwerk, mee te nemen naar verhoor. Denk hierbij o.a. aan facturen, bestelbevestigingen, etc.”. Verder heeft hof geconstateerd dat gevorderde stukken niet door politie eigenmachtig konden worden verkregen, waaraan hof conclusie heeft verbonden dat verkrijging van stukken afhankelijk was van wil van verdachte. Daarnaast heeft hof overwogen dat niet kon worden uitgesloten dat informatie die uit verzochte stukken blijkt in strafzaak tegen verdachte zou kunnen worden gebruikt. Voor zover het hof voor oordeel dat vordering tot verstrekken van stukken een schending van uit art. 6 EVRM voortvloeiende nemo tenetur-beginsel oplevert, mede beslissend heeft geacht dat gevorderde stukken niet door politie eigenmachtig konden worden verkregen en verkrijging van stukken daarmee afhankelijk van wil van verdachte was, heeft hof maatstaf aangelegd die niet in overeenstemming is met beoordelingskader van EHRM in zaak De Legé tegen Nederland.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Ne bis in idem: HR herhaalt beoordelingskader m.b.t. “hetzelfde feit” (art. 68 Sr)

Hoge Raad 14 november 2023, ECLI:NL:HR:2023:1559

Uit de bewoordingen van het begrip ‘hetzelfde feit’ vloeit al voort dat de beantwoording van de vraag wat daaronder moet worden verstaan, mede wordt bepaald door de omstandigheden van het geval. Vuistregel is echter dat een aanzienlijk verschil in de juridische aard van de feiten en/of in de gedragingen tot de slotsom kan leiden dat geen sprake is van ‘hetzelfde feit’ in de zin van artikel 68 Sr.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt: beroep op overschrijding redelijke termijn kan niet voor het eerst in cassatie worden gedaan (conclusie AG anders)

Hoge Raad 17 oktober 2023, ECLI:NL:HR:2023:1443

In het geval dat de zaak in laatste feitelijke aanleg is behandeld in tegenwoordigheid van de Verdachte en/of zijn raadsman en op de terechtzitting niet een verweer is gevoerd over de overschrijding van de redelijke termijn, moet worden aangenomen dat de Verdachte niet langer dan redelijk is onder de dreiging van een (verdere) strafvervolging heeft geleefd. Een klacht in cassatie over de overschrijding van de redelijke termijn als gevolg van het tijdsverloop voorafgaand aan de bestreden uitspraak, kan in zo’n geval niet slagen.

Read More
Print Friendly and PDF ^