Heeft verdachte gehandeld ter bedrieglijke verkorting van rechten van schuldeisers van rechtspersoon (art. 341 (oud) Sr)?

Hoge Raad 15 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2019

Het gaat in deze cassatieprocedure om een complexe faillissementsfraudezaak waarbij het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich, al dan niet samen met anderen en al dan niet via diverse vennootschappen, meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan bedrieglijke bankbreuk, aan het doen opnemen van valse opgaven in notariële aktes en aan het opzettelijk voorhanden hebben van een valse factuur. De werkwijze van de verdachte bestond er volgens het hof uit dat hij als “bedrijvendokter” ervoor heeft gezorgd dat ondernemingen die in financieel zwaar weer verkeerden werden overgenomen door een katvanger, waarbij de oud-eigenaren veelal moesten betalen voor de overname van hun bedrijf en in het zicht van het faillissement van deze bedrijven goederen en gelden aan die bedrijven werden onttrokken, mede ten gunste van de verdachte. Lees hier de volledige uitspraak.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt relevante overwegingen m.b.t. Tallon-criterium

Hoge Raad 8 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1965

Niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging komt als in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering voorzien rechtsgevolg slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking. Daarvoor is alleen plaats ingeval het in het voorbereidend onderzoek begane vormverzuim daarin bestaat dat door met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is gemaakt dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR: Rechter in quarantaine mag meedoen aan berechting

Hoge Raad 15 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2037

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een strafzitting mag worden gehouden terwijl een van de rechters zich in quarantaine bevindt wegens de coronamaatregelen en deze rechter wel via een tweezijdig elektronisch medium met de rechters en de procespartijen in de zittingszaal kan communiceren.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt overwegingen m.b.t. betrekken van niet ten laste gelegde feiten bij de strafoplegging

Hoge Raad 8 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1972

Bij de beoordeling van het cassatiemiddel moet worden vooropgesteld dat het de rechter op zichzelf vrijstaat om bij de strafoplegging rekening te houden met een niet tenlastegelegd feit waarvoor de verdachte niet onherroepelijk is veroordeeld wanneer het gaat om een ad informandum gevoegd feit en op grond van de door de verdachte ten overstaan van de rechter die de straf oplegt gedane erkenning, aannemelijk is geworden dat hij dat feit heeft begaan en ervan mag worden uitgegaan dat het openbaar ministerie geen strafvervolging ter zake van dat feit zal instellen, of wanneer dit feit kan worden aangemerkt als een omstandigheid waaronder het bewezenverklaarde is begaan.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR over bestanddelen uit Wft “uitoefenen van het bedrijf van betaaldienstverlener” en “met zetel in Nederland”

Hoge Raad 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1906

Uit de wetsgeschiedenis komt naar voren dat voor het bewijs van het “uitoefenen van het bedrijf van betaaldienstverlener” in ieder geval is vereist dat de desbetreffende betaaldiensten “niet slechts incidenteel” zijn verleend en dat het verlenen van betaaldiensten dus meermalen heeft plaatsgevonden.

Read More
Print Friendly and PDF ^