Uitgebreide conclusie AG over o.a. afvalstoffen, prejudiciƫle vragen en het horen van getuigen(deskundigen)

Parket bij de Hoge Raad 5 november 2019, ECLI:NL:PHR:2019:1123

Centraal staat de vraag of de stookolie als (gevaarlijke) afvalstof kan worden aangemerkt in de zin van de Wet milieubeheer en in het licht van de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Conclusie AG: Is het opzettelijk onjuist / onvolledig doen van een belastingaangifte een kwaliteitsdelict zodat alleen een aangifteplichtige de pleger kan zijn?

Parket bij de Hoge Raad 5 november 2019, ECLI:NL:PHR:2019:1097

In deze zaak gaat het om de heffing van belasting op de omzet van en de inkomsten uit een winkel. De winkel (A) is een eenmanszaak en wordt gevoerd op naam en voor rekening van de vrouw van verdachte (betrokkene 1 ). Verdachte doet (in de hier relevante periode) de administratie en verzorgt de belastingaangiften. Uit bewijsmiddel 2 uit de aanvulling op het arrest die is gebruikt voor de bewezenverklaring van feit 3 blijkt dat verdachte heeft verklaard dat de administratie niet op orde was en dat daardoor de aangiften ook niet klopten. Het middel bestrijdt de motivering van de vrijspraak voor de feiten 1 en 2 voor zover deze inhoudt dat verdachte ā€œzelf niet verplicht was tot het doen van de in de tenlastelegging genoemde aangiftenā€.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Beslissing Hof in 'tipgeverzaak' blijft niet in stand

Hoge Raad 8 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1715

De beslissing van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 20 februari 2018 in een zaak over belastingaanslagen die zijn opgelegd met gebruik van bewijsmateriaal dat van een tipgever is verkregen, blijft niet in stand. Dat heeft de Hoge Raad vandaag bepaald.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Conclusie AG in vervolg op Smartphone-zaak

Conclusie AG in vervolg op Smartphone-zaak

Read More
Print Friendly and PDF ^

Wanneer is sprake van (voorwaardelijk) opzet op de valsheid van bankbiljetten?

Parket bij de Hoge Raad 29 oktober 2019, ECLI:NL:PHR:2019:1085

Het middel betoogt dat voor een veroordeling op grond van art. 213 Sr opzettelijk valse bankbiljetten uitgeven uit de bewijsvoering moet volgen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de valsheid van het geld ten tijde van het uitgeven daarvan. Zowel ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde medeplegen van het uitgeven van vals geld als het onder 2 bewezenverklaarde uitgeven van vals geld blijkt niet dat de verdachte wist dat dit geld vals was, noch dat zij willens en wetens de aanmerkelijke kans dat het geld vals was, heeft aanvaard, aldus het middel.

Read More
Print Friendly and PDF ^