De institutionele verhoudingen binnen de strafrechtsketen lijken tegenwoordig minder dan ooit tevoren een rustig bezit. Per 1 mei van dit jaar trad de Tijdelijke instructie intensivering strafbeschikking bij veelvoorkomende vermogensdelicten (hierna: Tijdelijke instructie) van het College van procureurs-generaal in werking. Die instructie leidde (o.a.) tot een rondetafelgesprek met, Kamervragen uit en een debat in de Tweede Kamer, waarmee de politieke verantwoordelijkheid van de Minister van Justitie en Veiligheid voor het OM werd benadrukt. Inhoudelijk liepen de reacties nogal uiteen.
In februari van dit jaar kondigde het Openbaar Ministerie (OM) aan dat de strafbeschikking intensiever zal worden ingezet. Het huidige cellentekort en de ‘code zwart’ die voor het Nederlandse gevangeniswezen gelden, zijn daarvoor de aanleiding. Het OM wil de strafbeschikking optimaal benutten en minder dagvaarden. Daarmee verwacht het OM bij te dragen aan een oplossing voor het huidige cellentekort en tevens tegemoet te komen aan de krappe zittingscapaciteit bij de rechtspraak. Op deze aangekondigde koerswijziging kwam vanuit verschillende hoeken kritiek. Het OM zou met dit nieuwe beleid de gevangenisstraf voor tienduizenden zaken feitelijk afschaffen. Daarnaast bestaat al langer kritiek op de strafbeschikking als zodanig: de positie van het slachtoffer is onvoldoende beschermd en de informatievoorziening aan de verdachte moet beter.
Bij het nemen van sepotbeslissingen voldoet het Openbaar Ministerie lang niet altijd aan de wettelijke vereisten. In een aanzienlijk deel van de onderzochte zaken is geen sepotbrief verzonden aan de verdachte en het slachtoffer. Ook de (standaard)tekst van de sepotbrief laat te wensen over. Verder zijn niet alle beslissingen om de strafzaak af te doen met een sepot begrijpelijk. Dat staat in het toezichtrapport ‘Afgezien van vervolging’, dat de procureur-generaal bij de Hoge Raad, Edwin Bleichrodt, vandaag aan de demissionair minister van Justitie en Veiligheid Van Weel heeft aangeboden.
Het Openbaar Ministerie heeft een stichting, waaronder de betreffende basisschool uit Heemstede valt, een strafbeschikking in de vorm van een geldboete van 17.500 euro opgelegd. In september 2021 is een door houtrot afgebroken boomstam van een speeltoestel op een leerling van de school terecht gekomen, die daardoor gewond raakte. Het OM is van oordeel dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel door schuld. Ook was het speeltoestel niet gecertificeerd en werd er geen actie ondernomen na de constatering van houtrot in het speeltoestel. De stichting heeft hiermee in strijd gehandeld met het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen.
Een installatiebedrijf uit Alphen aan de Rijn moet een geldboete betalen van 25.000 euro wegens het overtreden van de Arbowet. Dat is de strafbeschikking die het Openbaar Ministerie (OM) oplegt naar aanleiding van een dodelijk ongeval op 30 november 2023. Een 59-jarige medewerker van het bedrijf overleed na een ongeval met een materiaallift. Onderzoek van de Nederlandse Arbeidsinspectie wees uit dat het bedrijf onvoldoende verantwoordelijkheid heeft genomen om te zorgen voor een veilige werkomgeving.
Hoge Raad 13 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:898
De civiele kamer van de Hoge Raad oordeelt dat civielrechtelijke bepalingen over dwaling en bedrog in beginsel van overeenkomstige toepassing kunnen zijn op een strafrechtelijke transactie (art. 74 Sr). De zaak betrof een verdachte die een transactie accepteerde op basis van een vals proces-verbaal. Volgens de Hoge Raad staat de publiekrechtelijke aard van de transactie niet in de weg aan analoge toepassing van art. 3:44 en 6:228 BW. Toch strandde het beroep op dwaling in deze zaak: de verdachte kon niet aannemelijk maken dat hij de transactie anders niet was aangegaan. De toegang tot vernietiging is daarmee juridisch erkend, maar praktisch beperkt. Het arrest bevestigt het belang van zorgvuldige dossiervorming bij transacties.
Het Openbaar Ministerie Noord-Holland heeft een afdoeningsbeslissing genomen in het strafrechtelijk onderzoek naar een luchtvaartbedrijf dat vestigingen heeft in Den Helder en Emmer-Compascuum. Het OM heeft besloten om de zaken tegen drie verdachten – het bedrijf, de eigenaar en een manager – te seponeren vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De zaak tegen een andere medewerker was al eerder geseponeerd, toen uit onderzoek bleek dat er geen verdenking meer tegen haar was.
Het Openbaar Ministerie (OM) schiet tekort bij de daadwerkelijke bestraffing van criminaliteit gepleegd door grote ondernemingen. In plaats van hun boetes op te leggen grossiert de openbaar aanklager in afkoopsommen. Megaschikkingen hebben de transactiepraktijk omgevormd tot een moderne versie van de middeleeuwse aflatenpraktijk. Dit roept de vraag op in hoeverre deze praktijk leidt tot klassenjustitie: kunnen grote delinquente ondernemingen niet beter een strafbeschikking krijgen? Vanuit deze vraagstelling worden eerst de transactie- en strafbeschikkingenpraktijk geschetst (paragraaf 1 en 2). Vervolgens worden in paragraaf 3 beide modaliteiten vergeleken met betrekking tot hun fundamentele verschil. Daarna worden de negatieve effecten van afkoop besproken (paragraaf 4), gevolgd door een analyse van mogelijke bezwaren tegen megastrafbeschikkingen (paragraaf 5). Aan het slot volgt in paragraaf 6 de conclusie.
Eind februari kondigde het Openbaar Ministerie een nieuwe koers voor de strafbeschikking aan. Het Openbaar Ministerie gaat de mogelijkheden die de strafbeschikking biedt optimaal benutten door minder te dagvaarden en meer strafbeschikkingen op te leggen, zodat alleen die zaken bij de strafrechter terechtkomen waarin dat gelet op de ernst van het strafbare feit noodzakelijk is. De nieuwe koerswijziging heeft heel veel stof doen opwaaien. In deze bijdrage wordt de aangekondigde koerswijziging bezien in het licht van het doel van de wetgever bij de invoering van de strafbeschikking, de praktijk van de strafbeschikking tot nu toe en enkele toekomstige wijzigingen van de regeling van de strafbeschikking.
Het Openbaar Ministerie heeft aan ABN AMRO Bank N.V. een strafbeschikking in de vorm van een geldboete van 14 miljoen euro opgelegd. Het OM verwijt ABN AMRO dat zij medeplichtig is aan het opzettelijk doen van onjuiste belastingaangiften door een andere bank, waarmee die andere bank in strijd met de wet dividendbelasting heeft verrekend.