Video Block
Double-click here to add a video by URL or embed code. Learn more
 
 
 
 


 

 

 



Als een vordering met kracht van gewijsde is afgewezen, en de afwijzing erop is gebaseerd dat de voor de vordering aangevoerde grondslag niet is komen vast te staan of dat deze grondslag de vordering niet kan dragen, kan tot uitgangspunt dienen dat de beslissingen aangaande het ontbreken of niet toereikend zijn van deze grondslag, in een ander geding tussen dezelfde partijen gezag van gewijsde hebben. Dit betekent onder meer dat bij een beroep op gezag van gewijsde, feiten en bewijsmiddelen die in de eerdere procedure niet ter staving van de gestelde grondslag zijn aangevoerd, in een ander geding niet alsnog in het kader van dezelfde grondslag aan de vordering ten grondslag kunnen worden gelegd.


In deze annotatie wordt ingegaan op de kenmerken van bulkbevoegdheden, met de nadruk op bulk-hacking zoals die in de EncroChat-zaak plaatsvond. Daarna volgt een beschrijving van de normering van bulkinterceptie van communicatie in twee EHRM-zaken. Ook komt aan bod: ‘end-to-end’ waarborgen voor bulkinterceptie, nieuwe reeks minimumwaarborgen voor bulkinterceptie van communicatie, de verschuiving van de focus in de EHRM-toets.


Het was met betrekking tot het nemo tenetur-beginsel natuurlijk geen wedstrijd, maar de Hoge Raad lijkt ‘m toch te hebben gewonnen. Op 4 oktober 2022 keurde het EHRM de Hoge Raad zijn beperkte invulling van het beginsel dat men niet hoeft mee te werken aan de eigen veroordeling, in een Nederlandse, fiscale zaak van De Legé expliciet goed. Daarin werd geklaagd dat artikel 6 EVRM was geschonden omdat De Legé in verband met een fiscale boeteprocedure ten onrechte gedwongen was op straffe van een civiele dwangsom in het bijzonder bankafschriften over te leggen aan de Belastingdienst van een Luxemburgse bank waar hij een of meer rekeningen zou hebben.


Een bank kan niet zomaar een verregaande beperking ten aanzien van de bankrekening van een cliënt opleggen vanwege signalen uit de pers, die niet op solide grondslagen zijn onderbouwd. Zo blijkt uit een uitspraak van de voorzieningenrechter van Rechtbank Oost-Brabant.


De rechter-commissaris belast met strafzaken van de rechtbank Amsterdam diende te oordelen over een vordering van de officier van justitie onder een advocaat-belastingadviseur. De officier vorderde alle gegevens van twee cliënten van de advocaat over een periode van vijftien jaar. Daarbij was de vraag of een verschoningsrecht rust op het berichtenverkeer tussen de advocaat en de inspecteur in de jaren 2007 tot en met 2013, dat ziet op of al dan niet verrekening van dividendbelasting. Het betreft correspondentie die door of onder verantwoordelijkheid van advocaten namens cliënten, de verdachten, is gevoerd met de Belastingdienst.


In 2016 heeft de recherche voor een onderzoek naar ambtelijke omkoping in Nigeria diverse documenten en digitale gegevensdragers in beslag genomen op het hoofdkantoor van Shell in Den Haag. Daartussen zijn ook documenten die zouden toebehoren aan buitenlandse in-house counsels. De kwestie waar de HR hier met zijn uitspraak van 24 mei 2022 (ECLI:NL:HR:2022:760) heeft getracht enig licht op te werpen, is of de betrokken in-house counsels zich ten aanzien van de documenten kunnen beroepen op het verschoningsrecht.


Op 5 april 2022 heeft de Hoge Raad een arrest (ECLI:NL:HR:2022:475) gewezen over het vorderen van verkeersgegevens. Aanleiding voor het arrest vormt Prokuratuur-arrest van 2 maart 2021 van het HvJ EU. Het HvJ EU maakte in Prokuratuur duidelijk dat aangezien een officier van justitie tevens aanklager is in een later proces, deze niet kan voldoen aan de eis ‘dat de instantie die belast is met die voorafgaande toetsing enerzijds niet betrokken mag zijn bij de uitvoering van het betrokken strafrechtelijk onderzoek en anderzijds neutraal moet zijn ten opzichte van de partijen in de strafprocedure’.


De uitspraak richt zich op de oprichter van Ennetcom en de leverancier van cryptotelefoons. In deze annotatie worden de volgende drie elementen uit de uitspraak besproken en becommentarieerd: (1) de rechtmatigheid van het veiligstellen van de berichten; (2) de vraag is of er sprake is van misbruik van bevoegdheden (détournement de pouvoir); en (3) de vraag of het aanbieden van de cryptotelefoons een illegale activiteit is.

 

In deze annotatie wordt de EHRM-zaak Akgün t. Turkije besproken. Deze zaak draait om de strafprocesrechtelijke consequenties die kunnen worden verbonden aan het enkele gebruik van cryptocommunicatie. Tegen de klager bestaat de verdenking dat hij deelneemt aan een terroristische organisatie en de voorlopige hechtenis wordt gebaseerd op het enkele gebruik van de cryptocommunicatieapplicatie ByLock. De rechtsvraag die centraal staat, is of dit voldoende is om een redelijk vermoeden van schuld aan de deelname aan een terroristische organisatie aan te nemen?