WODC: Heldere criteria en snellere procedures nodig voor verschoningsrecht
/Het verschoningsrecht van advocaten en notarissen waarborgt dat mensen in vertrouwen hun hulp kunnen inroepen. Maar in de praktijk botst deze bescherming van de burger weleens met de opsporing, vervolging en berechting van misdrijven. Dit spanningsveld kennen andere landen ook, maar er zijn ook essentiële verschillen, blijkt uit rechtsvergelijkend onderzoek. In onder meer Engeland bepaalt bijvoorbeeld de cliënt en niet de advocaat of notaris of een beroep wordt gedaan op het verschoningsrecht. Ook zijn taken anders verdeeld.
Erasmus School of Law onderzocht in opdracht van het WODC hoe andere landen omgaan met het verschoningsrecht en de afscherming van gegevens. Het gaat om Duitsland, Frankrijk, Zwitserland en Engeland en Wales. De onderzoekers hebben de juridische kaders – het geheel van wetten, regels en beleid - in deze landen onderzocht en zijn nagegaan hoe de praktijk eruit ziet in vergelijking met Nederland.
Voor alle landen geldt dat het beroepsgeheim en verschoningsrecht stevig verankerd zijn in wet- en regelgeving, ondersteund door internationaal en Europees recht. Slechts om zwaarwegende redenen kan de communicatie tussen de advocaten en notarissen en hun cliënten of derden wel toegankelijk worden. Deze vertrouwelijkheid bevordert de toegang tot het recht en daarmee het functioneren van het rechtssysteem als geheel.
Inspiratiepunten
De onderzoekers hebben meerdere concrete punten geformuleerd die Nederland kunnen inspireren om het spanningsveld tussen verschoningsrecht en opsporing te verkleinen. Belangrijk is te accepteren dat het systeem niet 100% waterdicht zal kunnen zijn bij elk voorbereidend onderzoek. Zij adviseren verder om te werken aan een scherpere definiëring van het verschoningsrecht, met heldere criteria voor uitzonderingen. En openbaar ministerie en advocatuur zouden vooraf afspraken kunnen maken over filtering, voordat de zaak aan de rechter-commissaris wordt voorgelegd.
Net als in het buitenland, kan Nederland de geheimhouder een sterkere verantwoordelijkheid geven in het beschermen van gegevens, doordat die op adequate wijze inzichtelijk maakt welk materiaal vertrouwelijk is. Hierbij is wel van belang dat advocaten hebben aangegeven dat dit in de praktijk niet altijd gemakkelijk zal zijn. Belangrijk is ook dat het filteringproces wordt hervormd, met duidelijkere rollen en processen. Verder vragen de onderzoekers aandacht voor professionalisering van opsporingsdiensten, meer capaciteit bij rechtelijke instanties en benutting van innovatieve technieken om de filtering van grote hoeveelheden data te kunnen uitvoeren. Bij dit laatste valt te denken aan de toepassing van AI, al staat dat nog in de kinderschoenen.
Vertraging
Ook in Nederland wordt door alle partijen grote waarde gehecht aan het verschoningsrecht. Toch blijkt het systeem in de praktijk niet probleemloos te functioneren. Er zijn verschillende praktische- en capaciteitsproblemen, met name bij filtering van de (vaak digitale) informatie in wat wel of niet vertrouwelijk is. Dat zorgt voor enorme vertragingen in de opsporing, vervolging en berechting.
De onderzoekers noemen hiervoor verschillende oorzaken. Er zijn geen heldere criteria over de afbakening van het verschoningsrecht. Wet- en regelgeving hierover is in Nederland grotendeels gebaseerd op jurisprudentie, eerdere uitspraken van rechters. Daardoor blijft er discussie bestaan over de reikwijdte van het verschoningsrecht en de omvang van de filtering van gegevens van cliënten. Een punt van aandacht is ook de zorgplicht die de geheimhouders (de advocaten en notarissen) hebben in het omgaan met informatie.
Er is soms een gebrek aan technische kennis over digitale data én capaciteit bij de rechterlijke instanties. Oponthoud komt bovendien door de strakke rolverdeling in het proces. Zo moet in Nederland de rechter-commissaris toestemming geven voor bepaalde filtering van gegevens en dat werkt vertragend in het proces.
Cliënt bepaalt
De onderzochte landen hebben een aantal zaken anders geregeld, blijkt uit het onderzoek, zowel juridisch als in de praktijk. Een belangrijk verschil met Nederland is dat in de meeste landen de cliënt bepaalt of het privilege van verschoningsrecht wordt ingeroepen. En dus niet, zoals bij ons, de advocaat of notaris. Daarmee ligt de nadruk sterker op de persoonlijke bescherming van de betrokkene en minder op het algemene maatschappelijke belang van het verschoningsrecht in de beroepsuitoefening.
Ook de reikwijdte is beperkter: metadata en communicatie via derden vallen in het buitenland niet of minder snel onder de bescherming. Voor notarissen gelden bovendien grotere verschillen. Zo ontbreekt in Frankrijk een strafrechtelijk verschoningsrecht voor deze beroepsgroep geheel.
‘Waterdicht’ systeem
Nederland valt op door een relatief ruime uitleg van het verschoningsrecht, gecombineerd met zware waarborgen voor een zoveel mogelijk ‘waterdicht’ systeem. Andere landen zijn pragmatischer. Ze accepteren dat een foutloos filteringsproces niet haalbaar is, zolang het systeem transparant is en gegarandeerd wordt dat vertrouwelijk materiaal uiteindelijk niet tegen de verdachte wordt gebruikt.
Als de geheimhouder, zoals een advocaat, zelf verdachte is, geldt in de onderzochte landen dat het verschoningsrecht niet van toepassing is. In Nederland kan dan alleen in zeer uitzonderlijke omstandigheden het verschoningsrecht doorbroken worden. Een ander verschil is de beoordeling van de vertrouwelijkheid. In Nederland heeft de rechter-commissaris daarin een centrale rol, in andere landen kunnen onafhankelijke advocaten dat doen en het gebeurt vaker in informeel overleg. Deze pragmatische houding komt de snelheid ten goede.
