Vervalsing voor een schadeclaim: verdachte krijgt geldboete wegens manipulatie bouwtekening

Gerechtshof 's-Hertogenbosch 28 november 2025, ECLI:NL:GHSHE:2025:3378

Het gerechtshof ’s-Hertogenbosch veroordeelt een 81-jarige man wegens medeplegen van valsheid in geschrift doordat hij een bouwtekening van een onjuiste datum liet voorzien om een verzekeringsclaim van € 550.000 te ondersteunen. Het hof acht bewezen dat de verdachte zelf opdracht gaf tot deze wijziging en acht zijn verklaring tijdens het politieverhoor betrouwbaar. De door de verdediging aangevoerde verweren over het ontbreken van bewijs en de onbetrouwbaarheid van de verklaring worden verworpen. Het hof benadrukt de ernst van het feit, nu door manipulatie van bewijsmateriaal is getracht de verzekeraar te misleiden. Bij de strafoplegging wordt rekening gehouden met de hoge leeftijd van de verdachte, zijn ernstige ziekte en de overschrijding van de redelijke termijn. Dit leidt tot oplegging van een geldboete van € 4.000, subsidiair 50 dagen hechtenis, in plaats van een taakstraf.

Context van de zaak

De zaak betreft een 81-jarige man, geboren in 1944, woonachtig in Nederland, die terechtstaat wegens zijn betrokkenheid bij het vervalsen van een bouwtekening in het kader van een schadeprocedure jegens zijn verzekeringsmaatschappij. Het gaat om een natuurlijk persoon zonder eerder strafrechtelijk verleden. De verdachte laat in 2018 via zijn toenmalig advocaat aangepaste bouwtekeningen indienen bij een onderzoeksbureau, met het doel zijn schadeclaim van 550.000 euro kracht bij te zetten. Het geschil is voortgekomen uit een verzekeringstechnisch conflict, waarbij de vraag speelt of de bouwplannen zijn opgesteld vóór of na de ingangsdatum van de verzekering.

De tenlastelegging

De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig maakt aan het medeplegen van valsheid in geschrift. Hij zou, samen met een ander of anderen, een bouwkundige tekening hebben voorzien van een onjuiste datum, met als doel deze als authentiek en juist in te dienen in een verzekeringsonderzoek.

Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal eist bevestiging van het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 24 maart 2023, met uitzondering van de opgelegde straf. In verband met de gezondheid van de verdachte wordt gevorderd dat een geheel voorwaardelijke taakstraf van 96 uren subsidiair 48 dagen hechtenis wordt opgelegd.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging voert primair aan dat vrijspraak moet volgen, omdat niet bewezen zou kunnen worden dat de verdachte daadwerkelijk opdracht heeft gegeven tot het wijzigen van de datum op de bouwtekening. Subsidiair voert de verdediging een strafmaatverweer, waarin gewezen wordt op de hoge leeftijd van de verdachte (81 jaar), zijn medische gesteldheid (uitgezaaide longkanker) en de overschrijding van de redelijke termijn in zowel eerste aanleg als hoger beroep. Volgens de verdediging volstaat in deze context een geheel voorwaardelijke straf.

Het oordeel van het gerechtshof

Het hof acht de verklaring van de verdachte tijdens het politieverhoor van 18 maart 2019 betrouwbaar. De verdachte verklaart toen, in aanwezigheid van zijn raadsman, dat hij opdracht geeft aan een derde om de datum op een bouwtekening aan te passen naar “februari 2017”. Deze aanpassing moet de indruk wekken dat de plannen voor nieuwbouw pas ná de ingangsdatum van de verzekering zijn ontstaan, waarmee de verzekerde gebeurtenis binnen de dekking zou vallen. De verdachte erkent bovendien dat hij dit “beter niet had kunnen doen”, waarmee zijn verantwoordelijkheid impliciet wordt bevestigd.

Het hof verwerpt de door de verdediging aangevoerde twijfel over de betrouwbaarheid van deze verklaring, onder meer gebaseerd op de duur van het verhoor en de leeftijd van de verdachte ten tijde van het verhoor. Volgens het hof is de verklaring “min of meer spontaan” afgelegd en juridisch bruikbaar voor het bewijs.

De bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte, samen met een ander, valsheid in geschrift pleegt door een datum op een bouwtekening opzettelijk te laten wijzigen. Het gewijzigde document wordt vervolgens ingediend in een schadeonderzoek ter onderbouwing van een aanzienlijke verzekeringsclaim.

De strafoplegging

Het hof acht de feiten ernstig. De verdachte tracht door manipulatie van bewijsmateriaal een bedrag van 550.000 euro te verkrijgen van zijn verzekeringsmaatschappij. Dit handelen tast het vertrouwen in het verzekeringssysteem aan en kan leiden tot strengere controlemaatregelen en premieverhogingen voor andere polishouders.

Hoewel het hof de ernst van de feiten zwaar laat wegen, wordt bij de strafoplegging eveneens rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Deze is inmiddels 81 jaar oud en lijdt aan uitgezaaide longkanker. Ook wordt meegewogen dat de redelijke termijn voor berechting in zowel eerste aanleg als hoger beroep is overschreden, zonder dat dit aan de verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank deed pas vier jaar na de eerste inverzekeringstelling uitspraak, en het hof volgde meer dan twee jaar na het instellen van hoger beroep.

Gelet op al deze omstandigheden acht het hof de door de rechtbank opgelegde taakstraf niet meer passend. Ook de door de advocaat-generaal gevorderde geheel voorwaardelijke taakstraf wordt niet gevolgd. Het hof acht de ernst van het bewezenverklaarde dusdanig dat niet geheel kan worden volstaan met een voorwaardelijke sanctie.

Het hof veroordeelt de verdachte daarom tot het betalen van een geldboete van 4.000 euro, subsidiair 50 dagen hechtenis bij niet betaling. Bij het vaststellen van de hoogte van de geldboete houdt het hof rekening met de verminderde draagkracht van de verdachte en de eerdergenoemde termijnoverschrijdingen. Zonder die overschrijdingen zou een geldboete van 5.000 euro zijn opgelegd.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^