Veroordeling voor actieve ambtelijke omkoping van hoofd technisch beheer RUG

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 24 maart 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2724

De verdachte in deze zaak heeft een aandeel gehad in de ambtelijke corruptie waarbij in veel gevallen ten onrechte kosten zijn gedeclareerd bij de Rijks Universiteit Groningen (naam 5) en door die instantie ook zijn uitbetaald, onder meer aan de bedrijven van de verdachte. Aldus is gemeenschapsgeld voor andere doelen aangewend dan waarvoor deze gelden door de gemeenschap ter beschikking zijn gesteld.

Ten aanzien van de verdachte stelt het gerechtshof vast dat het gaat om een oplichtingspraktijk waaraan de verdachte niet zelf een einde heeft gemaakt, waardoor die omkoping zes-en een half jaar heeft voortgeduurd, waarin de verdachte een prominent aandeel heeft gehad en hij een aanzienlijk financieel voordeel heeft verkregen, ten koste van een overheidsorganisatie aan wie het daardoor veroorzaakte nadeel nog niet door de verdachte is vergoed.

Pas vlak vóór het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep heeft hij zijn verzet tegen de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten gestaakt en is volledig medewerking verleend aan het onderzoek in de zaak. De gedragingen van de verdachte hebben geleid tot een jarenlange verstoring van de markt en tevens tot veel publiciteit. Mede door dit laatste is het vertrouwen in de marktwerking bij overheidsopdrachten geschaad.

Bewezenverklaring

  • Aan een ambtenaar een gift doen met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd.

  • Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafoplegging

  • Gevangenisstraf van 21 maanden.

Vordering van de benadeelde partij

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot vergoeding van materiële schade ten bedrage van €1.350.967,10.

De vordering is bij het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht deels toegewezen, namelijk tot een bedrag van €400.000. De benadeelde partij heeft zich binnen de grenzen van de eerste vordering opnieuw gevoegd in de strafzaak in hoger beroep. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding voort in de strafzaak in hoger beroep.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het gerechtshof voldoende gebleken dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden.

Het bedrag van die schade (en derhalve het benadelingsbedrag) begroot het gerechtshof - mede op grond van het proces-verbaal voordeel verdachten en nadeel naam5 (nummer) - op de volgende bedragen:

b en c: een deel van €428.304 + €19.278, naar redelijkheid en billijkheid vastgesteld op: €400.000.

d en e: €184.924

f en g: €30.755

h: €8.500

i: €2.000

j: €11.900 (€10.000 + btw).

De verdachte is gehouden tot vergoeding van die schade, zodat de vordering tot het bedrag van €638.079 zal worden toegewezen.

Voor het overige - waaronder de schade die is gevorderd voor de werkzaamheden die door derden in het kader van de fraude verricht zijn - is het gerechtshof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^