Veroordeling rechtspersoon voor feitelijk leiding geven aan valsheid in geschrifte, door valselijk opmaken van doelgroepverklaringen

Rechtbank Rotterdam 17 november 2020, ECLI:NL:RBROT:2020:10381

De verdachte rechtspersoon, een onderneming van de verdachte, heeft zich gedurende een periode van meerdere jaren schuldig gemaakt aan het opmaken van valse doelgroepverklaringen en het verstrekken daarvan aan bedrijven, met het doel die bedrijven via de Belastingdienst premiekortingen te doen verkrijgen. Van de terug te ontvangen gelden kwam aan naam rechtspersoon een aanmerkelijk percentage toe. De verdachte heeft aan deze strafbare gedragingen feitelijke leiding gegeven.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat personen die voor de verdachte werkten de doelgroepverklaringen valselijk moeten hebben opgemaakt, zonder medeweten van de verdachte. De verdachte vertrouwde hen volledig en hij ging dan ook uit van de juistheid van de stukken. Het valselijk opmaken en het gebruik maken van de valse doelgroepverklaringen kan niet aan naam rechtspersoon worden toegerekend en de verdachte kan, nu hij van niets wist en het ook niet had kunnen weten, bovendien niet worden aangemerkt als feitelijke leidinggever.

Oordeel van de rechtbank

Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting blijkt het volgende.

De verdachte was via een holdingconstructie enig aandeelhouder en bestuurder van naam rechtspersoon. De verdachte was, naar eigen zeggen, verantwoordelijk voor hetgeen daar gebeurde. Hij is feitelijk leiding gevende.

Als gezegd kan een sinds 1 januari 2013 een werkgever een mobiliteitsbonus (premiekorting) ontvangen voor het in dienst nemen van ouderere werknemers of arbeidsgehandicapten. Om de mobiliteitsbonus te verkrijgen voor de werknemer van 56 jaar of ouder heeft de werkgever een doelgroepverklaring van het UWV nodig. In deze verklaring staat dat de werknemer een uitkering had op de dag voor hij in dienst kwam. De werknemer dient deze doelgroepverklaring zelf aan te vragen bij het UWV en aan de werkgever te overhandigen, eventueel kan hij de werkgever machtigen deze verklaring voor hem aan te vragen.

Uit onderzoek door de Belastingdienst/FIOD bleek dat naam rechtspersoon werkgevers ertoe bewoog om premiekortingen te claimen bij de Belastingdienst op grond van doelgroepverklaringen. naam rechtspersoon bood deze werkgevers een zogenoemde (premie-/subsidie)scan aan, hetgeen inhield dat naam rechtspersoon de administratie van bedrijven onderzocht op eventueel terug te vorderen premiekortingen en loonsubsidies. De bedrijven werden tevens begeleid bij het aanvragen van premiekortingen en loonsubsidies, een en ander tegen betaling van tussen de dertig en vijfendertig procent van de uitbetaalde premiekorting.

Op een computer van naam rechtspersoon zijn 84 doelgroepverklaringen aangetroffen die in een Excel lay-out waren opgemaakt, terwijl alleen het UWV dergelijke verklaringen mag afgeven. Het UWV heeft verklaard dat geen van deze doelgroepverklaringen door het UWV is afgegeven.

In de woning van de verdachte is bovendien een map aangetroffen met daarin documenten, gericht op het opmaken van valse doelgroepverklaringen. In de map bevonden zich onder meer een blanco papier met daarop het UWV-logo geplakt en overige informatie, alsook een handgeschreven instructie voor het maken van doelgroepverklaringen, plus kopieën van doelgroepverklaringen waarvan de logo’s en kenmerken konden worden gebruikt om UWV-briefpapier na te maken.

Door de FIOD werd een aantal van de aangetroffen doelgroepverklaringen, waaronder de vijf ten laste gelegde doelgroepverklaringen, nader onderzocht. De werknemers voor wie de vijf doelgroepverklaringen zogenaamd bij het UWV waren aangevraagd en verkregen, bleken zelf van niets te weten. Geen van hen voorafgaand aan de indiensttreding een uitkering had genoten. Alleen al hieruit blijkt dat de doelgroep verklaringen vals zijn. Uit digitaal onderzoek naar de documenteigenschappen van de doelgroepverklaringen blijkt dat vier van de vijf ten laste gelegde doelgroepverklaringen laatstelijk zijn gewijzigd door de verdachte zelf. Deze valselijk opgemaakte doelgroepverklaringen zijn door naam rechtspersoon verstrekt aan de desbetreffende bedrijven om premiekortingen aan te vragen.

De leidende en actieve rol van de verdachte binnen naam rechtspersoon, ook in de contacten en gesprekken met klanten, wordt bevestigd door de getuige naam getuige 1, General Staff Manager bij naam bedrijf 1. Ook voor dit bedrijf deed naam rechtspersoon onderzoek naar de mogelijkheden premiekortingen aan te vragen. Contactpersonen bij naam rechtspersoon waren de verdachte en naam persoon, een freelancemedewerker bij naam rechtspersoon. De verdachte deed het woord tijdens de gesprekken met naam getuige 1. Zij had het idee dat naam persoon niet zoveel mocht zeggen.

Uitkomst van het onderzoek door naam rechtspersoon was dat er voor tien medewerkers van naam bedrijf 1. een doelgroepverklaring werd aangevraagd en verstrekt. Echter, bij navraag door naam getuige 1 bij het UWV bleek dat voor zes van de tien personen, onder wie de werknemer naam werknemer 1, geen doelgroepverklaring was afgegeven. naam getuige 1 heeft vervolgens aangifte van oplichting gedaan en de overeenkomst met naam rechtspersoon beëindigd.

Nadat naam persoon van naam bedrijf 1. per e-mail had vernomen dat men de relatie met naam rechtspersoon wilde beëindigen omdat er sprake was van valse doelgroepverklaringen had hij telefonisch contact met de verdachte, die hem zei dat er niets aan de hand was en dat hij gewoon kon doorgaan, welke gang van zaken door de getuige naam getuige 2, ook een medewerker bij naam rechtspersoon, wordt bevestigd.

Uit het hiervoor overwogene blijkt onomstotelijk dat het de rechtspersoon naam rechtspersoon was die de verweten strafbare handelingen heeft gepleegd en dat de verdachte, zo hij niet zelf de in de tenlastelegging genoemde doelgroepverklaringen heeft vervalst, daarvan op zijn minst heeft geweten. Hij heeft aan het valselijk opmaken en gebruiken van die valse verklaringen geen einde gemaakt, sterker, hij heeft aangemoedigd door te gaan met die praktijk. Dan is er sprake van feitelijke leiding geven aan de ten laste gelegde gedragingen.

Het verweer wordt verworpen.

Bewezenverklaring

  • De voortgezette handeling van valsheid in geschrift en opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • Gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

  • Geldboete van € 10.000

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^