Veroordeling leidinggevende groothandel voor het door leveren diergeneesmiddelen aan medeverdachte die niet benodigde vergunning had. Rb houdt rekening met misleidend handelen medeverdachte.

Rechtbank Overijssel 3 juni 2019, ECLI:NL:RBOVE:2019:2400

De verdenking komt erop neer dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het in strijd met de Wet dieren en het Besluit diergeneesmiddelen handelen van verdacht bedrijf BV door diergeneesmiddelen met de URA-status af te leveren aan niet-vergunninghouders.

Standpunt OM

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat medeverdachte verdacht bedrijf B.V. willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zij geneesmiddelen met kanalisatiestatus URA aan een niet-vergunninghouder leverde. Verdachte heeft daaraan feitelijk leiding gegeven. Verdachte wist dat medeverdachte geen vergunninghouder was en toen hij namens Ruitersport bedrijf 1 bestellingen wilde doen, had verdachte meer onderzoek moeten doen.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte opzettelijk aan een niet-vergunninghouder heeft willen leveren. medeverdachte heeft verdachte overtuigd van het idee dat op deze wijze legitiem zaken kon worden gedaan. Dat verdachte achteraf heeft verklaard dat hij beter had moeten weten, betekent niet dat hij destijds ook beter wist.

Het oordeel van de rechtbank

Vaststaat dat medeverdachte verdacht bedrijf B.V. gedurende de tenlastegelegde periode een vergunning voor groot- en kleinhandel in de zin van de Wet dieren had. Op grond van artikel 5.7 lid 1 van het Besluit diergeneesmiddelen mag een houder van een vergunning voor groothandel een diergeneesmiddel slechts afleveren aan een houder van een vergunning voor vervaardiging, invoer, groothandel of kleinhandel.

De in de tenlastelegging genoemde geneesmiddelen hebben de kanalisatiestatus URA, wat betekent dat zij uitsluitend op recept van een dierenarts zijn af te leveren.

Verdachte was in de ten laste gelegde periode directeur van verdacht bedrijf B.V. en feitelijk leidinggevende.

Per 1 juni 2014 is de vergunning van medeverdachte ingetrokken. Tijdens een doorzoeking bij medeverdachte thuis, op 11 oktober 2017, zijn facturen aangetroffen van verdacht bedrijf B.V. Tevens werd tijdens de doorzoeking een pakket diergeneesmiddelen bij het woonadres van medeverdachte afgeleverd gericht aan de Ruitersport bedrijf 1 en afkomstig van verdacht bedrijf B.V.

Verdachte heeft verklaard dat hij in augustus/september 2016 is benaderd door medeverdachte, omdat medeverdachte bestellingen bij verdacht bedrijf B.V. wilde doen. Medeverdachte heeft toen direct meegedeeld dat hij niet zelf over een daartoe benodigde vergunning beschikte. medeverdachte stelde zaken te doen namens Ruitersport bedrijf 1 en toonde aan verdachte dozen en facturen van bestellingen van URA geneesmiddelen op Naam van bedrijf 1, die medeverdachte bij andere groothandelaren zou hebben besteld. Uit de administratie van verdacht bedrijf B.V. is gebleken dat zij gedurende de ten laste gelegde periode meermalen URA geneesmiddelen heeft geleverd aan Ruitersport bedrijf 1. Een groot aantal van deze facturen heeft als afleveradres het woonadres van medeverdachte en niet het vestigingsadres van Ruitersport bedrijf 1.

De heer Naam 2 is eigenaar van Ruitersport bedrijf 1 en hij heeft verklaard nooit bestellingen van URA geneesmiddelen bij verdacht bedrijf B.V. te hebben gedaan. Verdachte heeft nooit contact gezocht met de heer Naam 2.

De rechtbank acht op basis van hetgeen zij hiervoor heeft overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdacht bedrijf B.V. URA geneesmiddelen aan medeverdachte heeft geleverd, terwijl die medeverdachte geen vergunning had. Medeverdachte deed de bestellingen van de URA-middelen, haalde deze op en betaalde contant. Verdacht bedrijf B.V. heeft op deze wijze feitelijk geleverd aan medeverdachte, zijnde een niet-vergunninghouder.

De rechtbank overweegt dat de rechtspersoon als geadresseerde van de norm is aan te merken. Gelet op de in de jurisprudentie ontwikkelde en bestendige criteria kan voorts geconcludeerd worden dat de verboden gedragingen, welke de vennootschap dienstig zijn geweest in het door haar uitgeoefende bedrijf, hebben plaatsgevonden binnen de sfeer van de vennootschap, zodat deze gedragingen aan de vennootschap kunnen worden toegerekend.

Verdachte heeft ontkend dat er opzettelijk aan een niet-vergunninghouder is geleverd. De rechtbank heeft echter de overtuiging dat verdacht bedrijf B.V. bewust de aanmerkelijke kans aanvaardde dat zij zaken deed met een niet-vergunninghouder.

Verdachte heeft namelijk in het geheel niet onderzocht of medeverdachte daadwerkelijk namens Ruitersport bedrijf 1 handelde wetende dat medeverdachte zelf niet (meer) over de benodigde vergunning beschikte. Ruitersport bedrijf 1 kwam nooit feitelijk in beeld, behalve op papier. Hij heeft zijn beslissing om zaken met medeverdachte te gaan doen op Naam van Ruitersport bedrijf 1 enkel gebaseerd op de documenten en goederen die medeverdachte hem heeft getoond, zonder daar nader onderzoek naar te (laten) doen.

Ondanks de strikte regelgeving op het gebied van URA geneesmiddelen heeft verdachte zich – als directeur en bestuurder – niet de moeite getroost om medeverdachte om een machtiging te verzoeken dan wel navraag omtrent de machtiging te (laten) doen bij Ruitersport bedrijf 1 of de eigenaar van bedrijf 1, Naam 2. Onder die omstandigheden kan verdachte niet volhouden in de gerechtvaardigde veronderstelling te verkeren dat er aan een vergunninghouder is geleverd. Door onder deze omstandigheden toch zaken te blijven doen met medeverdachte, heeft verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst onverschillig getoond – en derhalve met voorwaardelijk opzet gehandeld – ten aanzien van het haar verweten gevolg zoals ten laste gelegd.

De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de functie van verdachte als directeur en bestuurder van verdacht bedrijf B.V. en omdat hij ook degene was die namens verdacht bedrijf B.V. de gesprekken voerde met medeverdachte en de beslissing nam om aan hem te leveren, de opzet van verdachte is toe te rekenen aan verdacht bedrijf B.V. De rechtbank acht dan ook bewezen dat verdacht bedrijf B.V. opzettelijk diergeneesmiddelen met een URA-status aan medeverdachte heeft geleverd, terwijl die medeverdachte geen vergunning had.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de gedragingen nu hij directeur en bestuurder is van verdacht bedrijf B.V. en bovendien degene was die de gesprekken voerde met medeverdachte en de beslissingen binnen het bedrijf nam. Hij was in die hoedanigheid bevoegd en redelijkerwijs gehouden om maatregelen te nemen ter voorkoming van de verboden gedragingen van de vennootschap, hetgeen hij echter heeft nagelaten.

Bewezenverklaring

Overtreding van voorschriften gesteld bij artikel 2.19 van de Wet dieren, begaan door een rechtspersoon, terwijl verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren met een proeftijd van 2 jaar;

  • een geldboete van 1.000 euro

Lees hier de volledige uitspraak.

Zie ook ECLI:NL:RBOVE:2019:2397 en ECLI:NL:RBOVE:2019:2398.

Print Friendly and PDF ^