Veroordeling geldezel voor gewoontewitwassen van grote hoeveelheden van bitcoinbeurs

Rechtbank Rotterdam 13 maart 2019, ECLI:NL:RBROT:2019:2408

De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. De verdachte trad gedurende een jaar op als “geldezel” en ontving in die hoedanigheid grote hoeveelheden geld op zijn bankrekeningen tot een totaalbedrag van meer dan één miljoen euro, afkomstig van een bitcoinbeurs.

Bewijswaardering

Standpunt verdediging

Weliswaar kan uit de witwastypologieën een vermoeden van witwassen worden ontleend, maar er is geen bewijs dat de verdachte vóór 23 juli 2015 wist (of redelijkerwijs moest vermoeden) dat het geld dat hij op zijn bankrekeningen gestort kreeg uit misdrijf afkomstig was. Gelet op het OVC-gesprek in het dossier van 23 juli 2015 kan pas vanaf dat moment worden vastgesteld dat de verdachte wist dat het geld uit misdrijf afkomstig was. De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde opzet- en gewoontewitwassen voor zover dat ziet op de periode vóór 23 juli 2015.

Beoordeling

Criminele herkomst

Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting acht de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig waren.

De rechtbank baseert dit vermoeden op de volgende feiten en omstandigheden.

De verdachte heeft binnen een relatief korte periode uit de verkoop van bitcoins afkomstige geldbedragen bijgeschreven gekregen op zijn bankrekeningen. Het is een feit van algemene bekendheid dat bitcoins dikwijls worden gebruikt in het criminele circuit, onder meer in de drugshandel. In de periode van 16 september 2014 tot en met 28 augustus 2015 ontving de verdachte, verdeeld over vier verschillende bankrekeningen, in totaal een bedrag van €1.027.905,66 van bitcoinbeurs Kraken. Hierbij valt op dat geen van de uitbetalingen door Kraken, soms meerdere op één dag, per transactie hoger was dan €8.999,91. Aldus bleven deze bijschrijvingen op de bankrekeningen van de verdachte steeds onder de meldplicht van de banken. (Het totaal van) deze bijschrijvingen stond in geen verhouding tot de inkomsten uit arbeid van de verdachte. De op de bankrekeningen van de verdachte bijgeschreven geldbedragen werden vrijwel direct na ontvangst - soms na een (gedeeltelijke) doorboeking naar bankrekeningen van familieleden van de verdachte - contant opgenomen, zonder kennelijke legale economische noodzaak of verklaring daarvoor.

Gelet op het voorgaande mag van de verdachte worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat voormelde geldbedragen niet van misdrijf afkomstig zijn. De verdachte heeft zich echter zowel tijdens zijn verhoor door de FIOD als ter terechtzitting op zijn zwijgrecht beroepen.

Gelet op het ontbreken van een aannemelijke verklaring voor een legale herkomst van voormelde geldbedragen is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat deze geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dit heeft geweten.

Bewezenverklaring

  • medeplegen van gewoontewitwassen

Strafoplegging

  • gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar

  • taakstraf voor de duur van 240 uren

Lees hier de volledige uitspraak.


Print Friendly and PDF ^