HR: vordering benadeelde partij kan in buitenlands geld worden toegewezen

Hoge Raad 9 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:536

De verdachte is wegens opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst (feit 2) en onder witwassen (feit 3), veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uren. Voorts heeft het hof de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van £ 120.000 in combinatie met de schadevergoedingsmaatregel tot hetzelfde bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 365 dagen hechtenis. Tevens is de verdachte verwezen in de kosten van de benadeelde partij.

De bestreden uitspraak houdt als beslissing van het Hof, voor zover hier van belang, het volgende in:

"Vordering van de benadeelde partij A

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij A ter zake van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van £ 120.000,00 (honderdtwintigduizend Britse ponden) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd A, ter zake van het onder 2 en 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van £ 120.000,00 (honderdtwintigduizend Britse ponden) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft."

De bestreden uitspraak houdt omtrent deze vordering van de benadeelde partij en de opgelegde schadevergoedingsmaatregel voorts het volgende in:

"Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van £ 120.000 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde, nu dit strafbare feit ertoe heeft gestrekt dat het aan de benadeelde partij toebehorende geldbedrag van £ 120.000 door de handelingen van de verdachte is weggenomen. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag - in Britse ponden, om reden als in de voetnoot vermeld - worden toegewezen.

Het hof ziet aanleiding ter zake de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden, nu de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. (...)

Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van £ 120.000 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer A."

In de voetnoot bij de hiervoor weergegeven overwegingen heeft het Hof overwogen:

"Met de rechtbank overweegt het hof dat het equivalent van £ 120.000 thans niet in euro's is vast te stellen, nu de berekening van de tegenwaarde samenhangt met een aantal onbekende factoren, waaronder de wisselkoers, de aan- en verkoopprijs."

Middel

Het middel klaagt over de toewijzing door het Hof van de vordering van de benadeelde partij en de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor zover deze in Britse ponden zijn uitgedrukt.

Beoordeling Hoge Raad

Voor zover het middel ervan uitgaat dat een benadeelde partij geen betaling kan vorderen van een in buitenlands geld uitgedrukte vordering of dat deze vordering niet in buitenlands geld kan worden toegewezen, steunt het op een onjuiste rechtsopvatting. Op de vordering van de benadeelde partij is het materiële burgerlijk recht van toepassing.

Art. 6:123 BW is dan ook van toepassing op de onderhavige, in Britse ponden uitgedrukte, vordering van de benadeelde partij.

Het Hof heeft deze vordering kunnen toewijzen en de verdachte tot betaling van £ 120.000,00 kunnen veroordelen. In zoverre kan het middel niet tot cassatie leiden.

Ingevolge art. 6:121 in verbinding met art. 6:124 BW kan de voldoening van een geldbedrag dat is uitgedrukt in andere valuta in Nederland altijd plaatsvinden in euro's tegen de koers van de dag van betaling. Voor kwesties als de bevoegdheid van de verdachte als schuldenaar tot voldoening van de verbintenis tot betaling van een bedrag in buitenlands geld in het geld van de plaats van betaling, de aanspraak van de benadeelde partij als schuldeiser in zo een geval op de tegenwaarde en de koers van omrekening wordt verwezen naar de art. 6:121 tot en met 6:126 BW.

Het middel klaagt voorts dat het Hof ten onrechte de verplichting tot schadevergoeding in Britse ponden heeft opgelegd.

De klacht faalt. De op de voet van art. 36f Sr opgelegde betalingsverplichting (schadevergoedingsmaatregel) kan in gevallen als de onderhavige ook worden uitgedrukt in buitenlands geld en behoeft niet te worden uitgedrukt in Nederlands geld.

De Hoge Raad komt dus terug van de overweging in zijn arrest van 13 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1454 (rov. 4.1.2) waaruit anders kan worden afgeleid. De in dat arrest gegeven motivering voor de verplichting het te betalen bedrag in wettig Nederlands betaalmiddel uit te drukken, is bij uitstek toegesneden op de betalingsverplichting als bedoeld in art. 36e Sr en die argumenten bieden niet een voldoende rechtvaardiging om daaraan te ontlenen dat het bedrag van de schadevergoedingsmaatregel, anders dan de vordering van de betrokkene die schade heeft geleden, altijd in euro's dient te worden uitgedrukt.

Daarbij is van belang dat in de rechtspraktijk het bedrag van de betalingsverplichting als bedoeld in art. 36f Sr veelal op hetzelfde bedrag wordt bepaald als het bedrag waarvoor de met hetzelfde feit of dezelfde feiten verband houdende vordering van de benadeelde partij wordt toegewezen, waarbij geldt dat de verdachte is gekweten van zijn plicht tot schadeloosstelling van het slachtoffer indien hij heeft voldaan aan een van de hem opgelegde wijzen van vergoeding van de door het slachtoffer geleden schade.

Indien de betalingsverplichting als bedoeld in art. 36f Sr, zoals in het onderhavige geval, is uitgedrukt in buitenlands geld en de tegenwaarde in Nederlands geld moet worden bepaald, geschiedt de omrekening in euro's naar de koers van de dag waarop de betaling plaatsvindt.

Voor de berekening van de duur van de ingevolge art. 36f, achtste lid, Sr in verbinding met art. 24c Sr te bepalen vervangende hechtenis kan uit praktisch oogpunt worden aangesloten bij - globaal - de tegenwaarde op de dag van de beslissing.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^