Verhuurfraudeur krijgt gevangenisstraf voor oplichting met valse huurovereenkomsten

Gerechtshof Den Haag 19 januari 2023, ECLI:NL:GHDHA:2023:45

De verdachte, een in 1991 geboren man, is in hoger beroep veroordeeld door het gerechtshof Den Haag wegens stelselmatige oplichting en valsheid in geschrift in de periode van december 2019 tot februari 2020. Hij misleidt meerdere personen door op Facebook woonruimten aan te bieden die hij niet mag verhuren. Hij gebruikt valse hoedanigheden en vervalste huurovereenkomsten om geldbedragen aan zogenaamd toekomstige huurders te ontfutselen. De verdachte is een natuurlijk persoon en bevindt zich tijdens de behandeling van zijn zaak gedetineerd.

De tenlastelegging

De verdachte wordt verweten dat hij in vijf verschillende situaties personen heeft opgelicht dan wel heeft geprobeerd op te lichten. Dit doet hij door zich valselijk voor te doen als verhuurder van woonruimte in Rotterdam en door gebruik te maken van vervalste huurovereenkomsten. Hij laat huurders borg en huur vooruitbetalen, zonder dat zij daadwerkelijk toegang krijgen tot de woning. De tenlastelegging omvat oplichting, poging tot oplichting en valsheid in geschrift.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De advocaat-generaal vordert bevestiging van het vonnis van de rechtbank Rotterdam, met uitzondering van de beslissing over de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 3]. Het OM acht bewezen dat de verdachte zich op grote schaal schuldig maakt aan oplichting met valse huurovereenkomsten, en vordert een passende straf.

Standpunt van de verdediging

De verdediging erkent dat de verdachte betrokken is geweest bij de verweten gedragingen, maar betoogt dat ook anderen een rol hebben gespeeld door hun woningen beschikbaar te stellen. Daarnaast wordt de immateriële schadevordering van [slachtoffer 3] betwist. In hoger beroep worden acht getuigen gehoord die hun eerdere belastende verklaringen bevestigen. De verdachte bekent dat hij bewust mensen heeft opgelicht.

Oordeel van het gerechtshof

Het hof acht de door de rechtbank bewezenverklaarde feiten juist en voegt daaraan toe dat de verklaring van de verdachte over de betrokkenheid van derden ongeloofwaardig is. De getuigenverklaringen ondersteunen het oordeel van de rechtbank. Het hof wijzigt wel de kwalificatie van de feiten onder 4 en 5: respectievelijk tot “oplichting, meermalen gepleegd” en “valsheid in geschrift, meermalen gepleegd”. Ten aanzien van de redelijke termijn stelt het hof dat geen sprake is van schending daarvan, aangezien de vertraging te wijten is aan de late indiening van getuigenverzoeken door de verdediging.

De bewezenverklaring

Het hof acht bewezen dat de verdachte in vier gevallen personen heeft opgelicht door zich voor te doen als verhuurder van woonruimte en gebruik te maken van vervalste huurovereenkomsten. Daarnaast acht het hof bewezen dat de verdachte in één geval een poging tot oplichting heeft ondernomen. In meerdere gevallen maakt hij gebruik van een samenweefsel van verdichtsels en valse handtekeningen.

De strafoplegging

Het gerechtshof bevestigt het vonnis van de rechtbank: een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.

Vordering benadeelde partij slachtoffer 3

Het hof wijst de vordering van slachtoffer 3 gedeeltelijk toe. Voor de materiële schade wordt een bedrag van 240 euro toegewezen en voor de immateriële schade een bedrag van 250 euro. De wettelijke rente is verschuldigd vanaf 26 februari 2020. De resterende vordering wijst het hof af vanwege de onevenredige belasting van het strafgeding. De verdachte wordt verplicht dit bedrag van 490 euro aan de Staat te betalen ten behoeve van slachtoffer 3, met een vervangende gijzeling van maximaal 9 dagen bij niet-betaling.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^