Structureel dierenleed bij varkensvervoer leidt tot veroordelingen van zowel bedrijf als bestuurder
/Rechtbank Oost-Brabant 8 mei 2025, ECLI:NL:RBOBR:2025:2674 en ECLI:NL:RBOBR:2025:2677
De rechtbank Oost-Brabant veroordeelt een varkensvervoersbedrijf en haar feitelijke leidinggevende voor structurele en opzettelijke overtredingen van EU-transportregels in 2019. Varkens werden onjuist behandeld, onder meer door optillen aan een oor en het gebruik van een veeprikker op pijnlijke plaatsen. Beelden van deze praktijken zijn rechtmatig als bewijs gebruikt. De rechtbank legt het bedrijf een geldboete op van 15.000, waarvan 7.500 voorwaardelijk. De bestuurder krijgt een geheel voorwaardelijke taakstraf van 200 uur. Beide verdachten krijgen strafvermindering vanwege het tijdsverloop en verbeterde omstandigheden.
Achtergrond
In deze samenhangende strafzaken staan zowel een rechtspersoon als haar feitelijke leidinggevende, een natuurlijk persoon, terecht wegens structurele en opzettelijke overtredingen van de Europese transportverordening voor dieren (EG 1/2005). Het betreft ernstige misstanden bij het vervoer van varkens in de periode juni tot en met augustus 2019, vastgesteld op basis van heimelijk opgenomen camerabeelden. Deze beelden zijn in 2022 gepubliceerd door RTL-Nieuws en vormden aanleiding voor een onderzoek door de NVWA. De beelden tonen hoe varkens onnodig pijn werd berokkend, onder meer door optillen aan de oren en herhaald onjuist gebruik van elektrische veeprikkers. De rechtbank oordeelt dat zowel het bedrijf als haar bestuurder opzettelijk hebben gehandeld en rekent het hen zwaar aan dat zij dierwelzijnsnormen hebben genegeerd.
De tenlastelegging
Aan zowel de rechtspersoon als de feitelijk leidinggevende wordt verweten dat zij:
een varken aan een oor hebben laten optillen (of zelf hebben opgetild), hetgeen verboden is onder artikel 1.8 van bijlage I van verordening (EG) nr. 1/2005;
op meerdere data in de zomer van 2019 varkens elektrische schokken hebben toegediend op een wijze die verboden is onder artikel 1.9 van dezelfde verordening. Hierbij gaat het om schokken aan niet-volwassen dieren, aan dieren die al in beweging waren of geen ruimte hadden om te bewegen, op andere lichaamsdelen dan de achterpoten en herhaald toedienen van schokken.
Deze gedragingen vonden plaats binnen het kader van de bedrijfsuitoefening en worden aangemerkt als economische delicten.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vordert in beide zaken bewezenverklaring van het volledige ten laste gelegde. Ten aanzien van het bedrijf wordt een geldboete geëist van 15.000, waarvan 5.000 voorwaardelijk, en voor de bestuurder een taakstraf van 240 uur, waarvan 120 uur voorwaardelijk.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging in beide zaken voert primair aan dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van een expliciete motivering voor strafrechtelijke vervolging in plaats van bestuursrechtelijk optreden. Subsidiair wordt verzocht om bewijsuitsluiting van de camerabeelden, wegens vermeende strijdigheid met artikel 6, 8 en 13 EVRM. Inhoudelijk betogen de raadslieden dat het handelen op 13 juni 2019 niet bewezen kan worden, dat de dieren op de beelden volwassen zouden zijn en dat het gebruik van de veeprikker op enkele data hooguit incidenteel verkeerd was. Voorts wordt gesteld dat medeplegen niet kan worden bewezen en dat sommige feiten inmiddels verjaard zijn.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt alle formele verweren. Het Openbaar Ministerie handelt binnen zijn discretionaire bevoegdheid en het gebruik van de camerabeelden is rechtmatig. Er is geen sprake van vormverzuimen en de NVWA heeft pas na de mediapublicatie een eigen onderzoek ingesteld. De beelden vormen daarom rechtmatig verkregen bewijsmateriaal.
Ten aanzien van de inhoud oordeelt de rechtbank dat zowel de rechtspersoon als haar bestuurder opzettelijk hebben gehandeld in strijd met de transportregels. Op basis van de beelden en veterinaire verklaringen acht de rechtbank bewezen dat:
op 13 juni 2019 een varken aan het oor is opgetild;
op meerdere data veeprikkers zijn gebruikt op niet toegestane wijze, onder meer op het hoofd, de flanken en rug van varkens, en op dieren die al in beweging waren of geen ruimte hadden.
Het gebruik van de veeprikker was niet incidenteel maar structureel. De gedragingen worden aan het bedrijf toegerekend omdat deze plaatsvonden binnen de sfeer van de onderneming. De feitelijke leidinggevende heeft zelf meegewerkt aan deze gedragingen, zodat ook hij strafrechtelijk verantwoordelijk is.
De rechtbank spreekt in beide zaken vrij van medeplegen, nu dit niet bewezen kan worden.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat in de periode van 13 juni tot en met 12 augustus 2019:
één varken aan een oor is opgetild, hetgeen onnodig leed heeft veroorzaakt;
elektrische schokken zijn toegediend op niet-toegestane wijze: aan onvolwassen varkens, herhaaldelijk, zonder ruimte tot beweging, en op gevoelige lichaamsdelen anders dan de achterpoten.
Deze gedragingen zijn in strijd met de Regeling houders van dieren en de Europese transportverordening en zijn begaan in de uitoefening van een bedrijf.
De strafoplegging
Ten aanzien van de rechtspersoon legt de rechtbank een geldboete op van 15.000, waarvan 7.500 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De ernst van de feiten en het structurele karakter van de overtredingen wegen zwaar. In het voordeel van het bedrijf telt dat de feiten uit 2019 dateren en dat sindsdien verbeteringen zijn doorgevoerd.
Voor de bestuurder acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke taakstraf van 200 uur passend, met een proeftijd van twee jaar. Daarbij houdt de rechtbank rekening met het tijdsverloop, het blanco strafblad van verdachte en de verbeterde handelswijze sinds 2019. Hoewel de feiten ernstig zijn, is een deels onvoorwaardelijke taakstraf niet meer proportioneel in deze verouderde zaak.
Lees hier de volledige uitspraken: