Schijnrelatie als verblijfsroute: hof bevestigt valsheid in geschrifte en poging tot oplichting IND
/Gerechtshof Den Haag 28 oktober 2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:2297
Het gerechtshof Den Haag veroordeelt een man wegens valsheid in geschrifte en poging tot oplichting van de IND. Hij heeft in 2014 een valse relatieverklaring overhandigd om een verblijfsvergunning te verkrijgen via een schijnrelatie. De rechtbank legde aanvankelijk drie maanden celstraf op. Het hof bevestigt de bewezenverklaring, maar verlaagt de straf wegens tijdsverloop en persoonlijke omstandigheden. De man krijgt 40 dagen gevangenisstraf, gelijk aan zijn voorarrest. Het hof acht een straf ondanks het tijdsverloop nog steeds noodzakelijk.
Context van de zaak
De verdachte, een in 1977 geboren man afkomstig uit een niet nader genoemd land, wordt in hoger beroep berecht wegens betrokkenheid bij een schijnrelatie met het doel een verblijfsvergunning in Nederland te verkrijgen. Hij woont ten tijde van de procedure in het buitenland, hetgeen door zijn raadsvrouw wordt medegedeeld. De verdachte diende bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) een aanvraag in voor een verblijfsvergunning als partner van een EU-burger. Ter onderbouwing van deze aanvraag overhandigde hij een relatieverklaring waarin hij verklaarde sinds 13 mei 2013 een duurzame relatie met en een gemeenschappelijke huishouding te voeren met medeverdachte [medeverdachte]. Naar later blijkt, is deze verklaring valselijk opgemaakt. De rechtbank Den Haag veroordeelt de verdachte op 17 mei 2017 tot een gevangenisstraf van drie maanden. De verdachte stelt hoger beroep in.
Tenlastelegging
De verdachte wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
Valsheid in geschrifte (artikel 225 Sr) door in januari 2014 te ’s-Gravenhage een relatieverklaring te hebben opgemaakt waarin hij en zijn medeverdachte onterecht verklaren een duurzame relatie te hebben, een gemeenschappelijke huishouding te voeren en feitelijk samen te wonen;
Poging tot oplichting van de IND (artikel 326 juncto 45 Sr), gepleegd tussen 13 mei 2013 en 21 april 2015, onder meer door de medeverdachte in het gemeentelijke basisregister (GBA) in te schrijven op zijn adres, een aanvraag in te dienen voor een verblijfsvergunning en daarbij valse documenten, waaronder een arbeidsovereenkomst en relatieverklaring, aan de IND te overhandigen.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De advocaat-generaal vordert bevestiging van het vonnis van de rechtbank Den Haag, met uitzondering van de strafmaat. Gezien de lange tijd die sinds de feiten is verstreken en de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, acht de advocaat-generaal een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden passend, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaren. Ook wordt verzocht de tenlastelegging alsnog formeel te wijzigen, conform de eerdere – materieel reeds door de rechtbank gevolgde – vordering van de officier van justitie.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw voert aan dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van een wijziging van de tenlastelegging, nu die formeel in eerste aanleg nooit is toegelaten. In hoger beroep herhaalt zij dit bezwaar, maar het hof overweegt dat deze wijziging alsnog wordt toegestaan. De raadsvrouw pleit daarnaast voor strafvermindering gelet op het procesverloop, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het aanzienlijke tijdsverloop sinds het plegen van de feiten. Volgens haar zou volstaan kunnen worden met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel.
Oordeel van het gerechtshof
Het gerechtshof bevestigt het oordeel van de rechtbank Den Haag inhoudelijk, waarbij het hof de gewijzigde tenlastelegging in hoger beroep toelaat en als rechtsgeldig beschouwt. De vastgestelde feiten blijven daarmee ongewijzigd bewezenverklaard. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk misleiden van de IND om een verblijfsvergunning te verkrijgen, gebruikmakend van een gefingeerde relatie. Dit vormt een ernstige aantasting van de integriteit van het vreemdelingenbeleid en het vertrouwen dat de overheid moet kunnen stellen in de echtheid van overgelegde documenten.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte:
In samenwerking met een ander een valse relatieverklaring heeft opgemaakt om een IND-aanvraag te ondersteunen;
In de periode van mei 2013 tot april 2015 heeft geprobeerd om, middels listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels, de IND te bewegen tot afgifte van een verblijfsvergunning.
Strafoplegging
Het gerechtshof legt een gevangenisstraf van veertig dagen op, gelijk aan het reeds door de verdachte ondergane voorarrest. Deze straf is aanzienlijk lager dan de drie maanden die de rechtbank eerder oplegde. Het hof houdt bij het bepalen van de strafmaat nadrukkelijk rekening met het feit dat de feiten zich inmiddels meer dan tien jaar geleden hebben afgespeeld, en dat de verdachte verder een blanco strafblad heeft. Daarnaast is acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarover de verdediging ter zitting heeft verklaard. Toch acht het hof, mede gelet op de ernst van de feiten, een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel onvoldoende passend.
Lees hier de volledige uitspraak.
