Rechtbank oordeelt over faciliterende rol bij fiscale constructie in pelsensector
/Rechtbank Rotterdam 15 mei 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:7382, ECLI:NL:RBROT:2025:7388, ECLI:NL:RBROT:2025:7384
De rechtbank Rotterdam veroordeelt twee verdachten wegens hun faciliterende rol in een langdurige belastingfraude- en witwasconstructie rond nertsenfokkers. Via Luxemburgse bankrekeningen werden miljoenen euro’s aan veilingopbrengsten buiten het zicht van de Belastingdienst gehouden. De verdachten werkten via hun bedrijf Inlevercentrale actief mee aan deze constructie en maakten gebruik van valse documenten. Een derde verdachte werd niet vervolgd wegens overlijden. Overschrijding van de redelijke termijn leidde tot strafmatiging.
Context van de zaak
In de drie strafzaken staat een omvangrijke structurele fraudeconstructie centraal die zich uitstrekt over de periode 2003 tot en met 2015. Nertsenfokkers maakten gebruik van een Luxemburgse bankrekening van een inactieve vennootschap ([bedrijf 1]) om veilingopbrengsten buiten het zicht van de Belastingdienst te houden. De opbrengsten werden na aftrek van een vijfprocentcommissie aan de fokkers uitgekeerd via Luxemburg of contant. Deze constructie, opgezet door medeverdachte [medeverdachte 2], werd gefaciliteerd door het bedrijf Inlevercentrale, medebezit van de verdachte(n) via een holding. De verdachte(n) organiseerde(n) etikettering, transport en levering van pelzen aan de veiling in Kopenhagen om de sporen van de echte leveranciers-inkomsten te verdoezelen. Tientallen miljoenen euro’s werden aldus buiten Nederland gefactureerd en opgepot, deels gebruikt voor aankoop van pelzen door de verdachte(n), die zich om financiële motieven schuldig maakten aan fiscale en criminele verweren.
Tenlastelegging
De verdachte(n) wordt/verden verweten dat zij:
gewoontewitwassen (art. 420bis lid 1 jo. 420ter Sr);
meermalen onjuiste aangiften inkomstenbelasting (art. 69 lid 2 AWR);
medeplegen van valsheid in geschrift (art. 225 Sr);
deelnemen aan een criminele organisatie (art. 140 Sr).
De tweede uitspraak van 15 mei 2025 betreft de overleden verdachte (geboren 1940, overleden 31 maart 2024). In de derde en eerste uitspraken van 19 juni 2025 gaat het om respectievelijk een 1959- en een 1964-geboren verdachte.
Standpunt openbaar ministerie
Het OM stelt dat de nertsenconstructie jarenlang functioneerde en de verdachte(n) verantwoordelijk waren voor faciliteiten, verwijzingen, contantenophaling en valse documenten (zoals bemiddelingsovereenkomsten, facturen, verblijfsverklaring). Het OM onderbouwde deze stelling met e-mails, banktransacties en verklaringen van mededaders en fiscale getuigen, ook kroongetuigen. Voor alle verdachten werd, onder meer, zware straffen geëist (bijv. voor de 1964-geborene een gevangenisstraf van 12 maanden, geldboete € 75.000).
Verweer van de verdediging
Verdediging voerde onder meer aan dat:
geen sprake was van kroongetuigen volgens wettelijke regels (art. 226g Sv).
afspraken met kroongetuigen onrechtmatig en niet-ontvankelijk.
verdachte geen zeggenschap, bestuur of medewerking had rond [bedrijf 1]; geen medeplichtigheid maar slechts onduidelijke schenkingen.
vrijspraak gewenst wegens gebrek aan materieel bewijs van een duurzaam crimineel samenwerkingsverband.
valsheid in geschrift was minimaal en incidenteel, geen medeplegen.
Oordeel rechtbank
In alle zaken verklaart de rechtbank het verweer op grond van art. 359a Sv niet-ontvankelijk en verwerpt zij alle bewijsuitsluitingen. Kernpunten oordeel:
verdediging is in gelegenheid gesteld om verklaringen van getuigen te onderzoeken; betrouwbaarheid niet betwist.
schendingen van kroongetuigenregels leiden niet tot aantasting eerlijk proces of bewijsuitsluiting.
rechtbank kwalificeert medewerking als medeplegen wegens bewuste, herhaalde samenwerking, aantoonbaar uit e-mails over ‘appels’ en contanten.
verdachte is beweerdelijk actief geweest in valse bemiddelingsovereenkomsten; e‑mailcorrespondentie ondersteunt medeplegen.
Er is sprake van een duurzaam, gestructureerde organisatie gericht op belastingontduiking en witwassen.
Meest recente feiten dateren van circa 2015; daardoor is de redelijke termijn van 2½ jaar in de strafprocedure ruimschoots overschreden (tot circa 5½ jaar).
Bij de overleden verdachte van 15 mei 2025 verklaart de rechtbank het OM niet-ontvankelijk wegens overlijden. Daarmee is de zaak tegen hem formeel gestopt en niet inhoudelijk beoordeeld.
Bewezenverklaring
In de zaken tegen de levende verdachten verklaart de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat zij:
gewoontewitwassen hebben gepleegd in samenhang met belastingontduiking (periode 2007–2015);
meermalen onjuiste aangiften inkomstenbelasting hebben ingediend (jaren tot 2014);
medeplegen van valsheid in geschrift (bemiddelingsovereenkomsten, facturen, verklaring);
deelname aan een criminele organisatie met oogmerk tot bovenbedoelde delicten.
Strafoplegging
Vanwege dossieromvang, ernst van de feiten, rol van de verdachte(n) en overschrijding redelijke termijn oplegging van:
gevangenisstraf van 3 maanden, geheel voorwaardelijk (proeftijd 2 jaar);
onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uur;
geldboete van € 75.000
Bij niet-naleving van voorwaarden proeftijd vervangende hechtenis mogelijk (gevangenisstraf) en onverricht taakstraf leidt tot 120 dagen hechtenis; niet betalen boete leidt tot maximaal 365 dagen hechtenis.
Lees hier de volledige uitspraken: