PG vordert cassatie in belang der wet over getuigenverhoor door gerechtsjurist
/De procureur-generaal (PG) bij de Hoge Raad heeft op 18 juli 2025 een vordering tot cassatie in het belang der wet ingesteld (ECLI:NL:PHR:2025:806) naar aanleiding van een pilot van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. In deze pilot werden in geselecteerde strafzaken getuigen niet door de raadsheer-commissaris, maar door een senior gerechtsjurist gehoord. Het formele doel: achterstanden in strafzaken sneller wegwerken. PG Bleichrodt concludeert echter dat deze werkwijze geen deugdelijke wettelijke grondslag heeft en dat getuigenverhoren in het kabinet van de raadsheer-commissaris uitsluitend door een rechter mogen worden afgenomen.
Achtergrond van de pilot
De pilot werd begin 2024 gestart als reactie op grote achterstanden bij de strafsector van het hof. De werkvoorraad van het kabinet raadsheer-commissaris (RHC) was fors opgelopen, mede door een toename van getuigenverhoren na de Keskin-jurisprudentie.
Binnen de pilot werden relatief eenvoudige zaken geselecteerd. Met instemming van de verdediging en de advocaat-generaal nam een senior gerechtsjurist het verhoor af. De raadsheer-commissaris was tijdens het grootste deel van het verhoor niet aanwezig, maar sloot het formeel af en vroeg partijen of het proces-verbaal correct was en of het ondervragingsrecht volledig kon worden uitgeoefend.
Volgens het evaluatierapport van bureau Andersson Elffers Felix leidde de pilot tot een aanzienlijke daling van de werkvoorraad en kortere doorlooptijden. Zowel raadsheren als advocaten gaven aan tevreden te zijn over de kwaliteit van de verhoren en processen-verbaal.
De zaak die aanleiding gaf tot de vordering
De vordering richt zich op een strafzaak waarin de verdediging had verzocht twee belastende getuigen te horen. Dat verzoek werd toegewezen, waarna de verhoren in het kader van de pilot werden afgenomen door een senior gerechtsjurist.
De processen-verbaal vermeldden dat de raadsheer-commissaris niet bij het verhoor aanwezig was, maar deze wel formeel sloot. Eén van de getuigen beriep zich tijdens het verhoor op zijn verschoningsrecht; de beoordeling daarvan werd in eerste instantie door de gerechtsjurist gedaan.
Het hof veroordeelde de verdachte uiteindelijk. Tegen het arrest werd geen gewoon rechtsmiddel ingesteld, waardoor het onherroepelijk werd.
Juridische beoordeling door de PG
De PG stelt voorop dat artikel 210 lid 1 Sv bepaalt dat de rechter-commissaris (en in hoger beroep: de raadsheer-commissaris) de getuige verhoort. Deze taak is volgens de PG exclusief aan de rechter voorbehouden en kan niet worden gedelegeerd aan een gerechtsambtenaar.
Hij wijst daarbij op meerdere punten:
Geen wettelijke delegatiegrondslag: Artikel 177 Sv maakt alleen overdracht mogelijk aan bepaalde opsporingsambtenaren, niet aan gerechtsjuristen.
Specifieke rechterlijke waarborgen: Rechters zijn benoemd voor het leven, kunnen worden gewraakt en hebben andere rechtspositionele waarborgen die gelden bij het horen van getuigen. Deze gelden niet voor gerechtsjuristen.
Art. 6 EVRM en art. 17 Gw: Het recht op een eerlijk proces omvat de waarborg van een “onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld”. Dit ziet ook op het handelen van de onderzoeksrechter in overeenstemming met de wet.
Instemming partijen onvoldoende: Zelfs met toestemming van verdediging en OM kan het ontbreken van een wettelijke basis niet worden gerepareerd.
De PG benadrukt dat de formele afsluiting door een raadsheer-commissaris de feitelijke afwezigheid bij het verhoor niet compenseert. Ook de kwaliteit van het verhoor of de tevredenheid van partijen doet niet af aan het ontbreken van wettelijke grondslag.
Doel en reikwijdte van de vordering
Een cassatie in het belang der wet is een uitzonderlijk rechtsmiddel. Het dient om de rechtsontwikkeling en rechtseenheid te bevorderen, maar heeft geen gevolgen voor de partijen in de concrete zaak. In dit geval wil de PG duidelijkheid scheppen over de vraag of een getuigenverhoor door een gerechtsjurist in plaats van een rechter is toegestaan.
De voorgestelde cassatiegrond luidt – kort gezegd – dat het horen van de getuigen door een senior gerechtsjurist, na toewijzing van het verzoek tot verhoor door de raadsheer-commissaris, in strijd is met onder meer art. 14 lid 3 Wet RO, art. 1 Sv en art. 210 lid 1 Sv.
Mogelijke gevolgen
Als de Hoge Raad het standpunt van de PG volgt, betekent dit dat dergelijke verhoren in de toekomst niet meer op deze wijze kunnen plaatsvinden.
Voor de lopende pilot zou dit het einde betekenen, tenzij de wetgever een expliciete grondslag creëert voor delegatie aan gerechtsjuristen. In de lopende strafzaak verandert er niets: het arrest blijft in stand.
Wanneer de Hoge Raad uitspraak zal doen, is nog onbekend. De zaak onderstreept het spanningsveld tussen het streven naar efficiëntie in de strafrechtspleging en de wettelijke en verdragsrechtelijke waarborgen die gelden voor het horen van getuigen.