Omstreden geluidsopnamen leiden tot gedeeltelijke toewijzing van onderzoeksverzoeken in strafzaak Tarbot

Gerechtshof Arnhem‑Leeuwarden 29 oktober 2025, ECLI:NL:GHARL:2025:7020

In het hoger beroep in de strafzaak ‘Tarbot’ wijst het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden deels verzoeken van de verdediging toe. De advocaat-generaal moet een overzicht geven van niet-gedocumenteerde opsporingshandelingen en uitleggen waarom twee getuigenverhoren ontbreken in het dossier. Het verzoek tot volledige transcriptie van alle verhoren wordt afgewezen. Het hof acht de zakelijke weergave in de processen-verbaal toereikend. Wel worden voorwaarden voor gebruik van audiobestanden versoepeld. De inhoudelijke behandeling volgt in november 2026.

Context van de zaak

In dit tussenarrest gaat het om het hoger beroep van een natuurlijke persoon (hierna: de verdachte) tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel van 21 juni 2019 (parketnummer 08‑963576‑15). De zaak maakt deel uit van het zogenaamde onderzoek ‘Tarbot’, waarin een ondernemer wordt verweten dat hij een politieambtenaar heeft omgekocht. Het hoger beroep is ingesteld onder parketnummer 21‑003607‑19. Het hof neemt deze beslissing naar aanleiding van de regiezitting van 17 oktober 2025 waarin zowel de advocaat‑generaal als de verdachte en zijn raadsman mr. M.M.H. Zuketto (advocaat te Maastricht) hun standpunten hebben gepresenteerd. Het dossier bevat onder meer geluidsopnamen van getuigenverhoren door de Rijksrecherche, waarvan de verdediging stelt dat niet alle verhoren zijn opgenomen in het dossier of proces‑verbaalvorming hebben ondergaan. De verdediging wil onderzoek naar de volledigheid van de opsporingshandelingen en de correctheid van de verslaglegging van de verhoren.

Tenlastelegging

De verdachte wordt verweten dat hij – in het kader van zijn zakelijke onderneming – een politieambtenaar heeft omgekocht met het oog op het verkrijgen of behouden van een zakelijk voordeel. Het onderliggende strafbare feit is omkoping van een ambtenaar (artikel 177 Sr dan wel artikel 177 ter Sr). Hoewel dit tussenarrest niet inhoudelijk op de schuldvraag ingaat, is dit de context van de tenlastelegging.

Standpunt van het openbaar ministerie

De advocaat‑generaal verzet zich tegen toewijzing van alle door de verdediging gevraagde onderzoeksmaatregelen. Ten aanzien van het verzoek om een proces‑verbaal op te laten maken van verrichte opsporingshandelingen (in de zin van artikel 3 van het Besluit processtukken in strafzaken) merkt het OM op dat de verdediging niet heeft onderbouwd welke specifieke opsporingshandelingen ontbreken, noch op welke wijze de ontbrekende aandachtspunten substantieel zijn voor de verdediging. Wel is het OM bereid – zo stelt zij – bij de Rijksrecherche na te gaan (1) waarom in het dossier van de Rijksrecherche geen proces‑verbaal is opgenomen van de verhoren van de twee genoemde getuigen [getuige 1] en [getuige 2], en (2) of er nog meer getuigenverhoren zijn geweest die niet in het dossier terugkomen. Voor het verzoek tot woordelijke uitwerking van alle getuigenverhoren (audiobestanden) verzet het OM zich eveneens, omdat de verdediging per verhoor niet concreet heeft aangegeven waar de afwijking van het proces‑verbaal ligt of waarom het essentieel is voor de verdediging. Het OM stelt dat de gebruikelijke zakelijke weergave in proces‑verbaal‑vorming in voldoende mate voldoet.

Standpunt van de verdediging

De verdediging vraagt om meerdere onderzoeksmaatregelen: allereerst om opmaak van een proces‑verbaal waarin alle opsporingshandelingen zijn opgenomen die niet blijken uit het dossier van de Rijksrecherche of uit overige processtukken. Deze wens is ingegeven door vondst van geluidsopnamen van getuigenverhoren door de Rijksrecherche, die niet in het dossier zijn verwerkt als proces‑verbaal, terwijl de verdediging meent dat deze verhoren ontlastende inhoud bevatten. De verdediging stelt dat niet alleen sprake kan zijn van ontbrekende verhoren, maar ook van andere opsporingshandelingen die niet transparant zijn gedocumenteerd. Daarnaast verzoekt de verdediging om een woordelijke weergave van alle betreffende geluidsopnamen van de getuigenverhoren, omdat gebleken is dat in enkele gevallen het proces‑verbaal niet of onjuist de inhoud van de geluidsopname weergeeft. Uit de beluistering zou zijn vastgesteld dat formuleringen of belangrijke punten ontbreken of anders zijn weergegeven dan in de geluidsopname voorkomen. De verdediging stelt dat het onredelijk is om elke opname handmatig te vergelijken en daarom vraagt zij om volledige transcripties.

Oordeel van het gerechtshof

Het hof beoordeelt beide verzoeken en neemt het volgende gemotiveerde oordeel:

Proces‑verbaal van opsporingshandelingen

Het hof wijst het verzoek tot het opmaken van een nieuw proces‑verbaal deels toe. Concreet krijgt de advocaat‑generaal opdracht om zorg te dragen voor een overzicht van de opsporingshandelingen die zijn verricht door of namens de Rijksrecherche in de strafzaak tegen de verdachte, en die niet blijken uit het dossier van de Rijksrecherche of uit de overige processtukken. Daarnaast moet de advocaat‑generaal een schriftelijke toelichting geven waarom in het dossier van de Rijksrecherche geen proces‑verbaal zit van de getuigenverhoren van [getuige 1] en [getuige 2]. Het hof wijst echter het grotere verzoek af dat alle opsporingshandelingen — ook die wél reeds uit het dossier of processtukken blijken — in dat overzicht zouden moeten worden opgenomen. Het hof motiveert dat niet gebleken is dat opname van reeds in het dossier opgenomen handelingen noodzakelijk is voor de volledigheid van het onderzoek. Hiermee maakt het hof een nuance: slechts de niet‑documenteerde of niet‑duidelijk gedocumenteerde handelingen komen in aanmerking voor registratie.

Woordelijke uitwerking van getuigenverhoren

Ten aanzien van het verzoek tot volledige transcriptie (woordelijke uitwerking) van alle door de Rijksrecherche gemaakte geluidsopnamen van getuigenverhoren, stelt het hof dat dit verzoek wordt afgewezen. Het hof overweegt dat de processen‑verbaal van die verhoren een zakelijke weergave bevatten van de verklaringen van de getuigen, en dat het binnen de gebruikelijke werkwijze valt dat de verbalisant bij het opstellen van het proces‑verbaal de verklaringen organiseert naar thema’s en dat de volgorde in het proces‑verbaal kan afwijken van de volgorde in het verhoor. Het enkel feit dat de geluidsopname en het proces‑verbaal op onderdelen afwijken is onvoldoende om te concluderen dat er sprake is van onjuistheid of onvolledigheid in die zin dat een volledige transcriptie noodzakelijk is. Het hof benadrukt dat de verdediging wel vrij staat de geluidsopnamen te beluisteren en, indien zij van oordeel is dat een proces‑verbaal onjuist weergeeft wat is verklaard, zich te wenden tot de advocaat‑generaal met een verzoek tot (gedeeltelijke) transcriptie. Als de advocaat‑generaal dat verzoek afwijst, staat het open het alsnog aan het hof voor te leggen. Het hof geeft voorts de overweging mee aan het openbaar ministerie en de Rijksrecherche om te onderzoeken of technische hulpmiddelen — bijvoorbeeld software voor spraak‑naar‑tekst omzetting — kunnen bijdragen aan efficiëntere verwerking van audiobestanden.

Aanpassing gebruiksvoorwaarden audiobestanden

Het hof wijzigt de eerder in het tussenarrest van 9 september 2022 vervatte voorwaarden rondom de verstrekking en het gebruik van de audiobestanden. Voortaan geldt dat niet alleen de raadsman maar ook medewerkers van het advocatenkantoor onder verantwoordelijkheid van de raadsman de bestanden mogen beluisteren. Wel blijft gelden dat de gegevensdrager en het wachtwoord uitsluitend in het bezit zijn van de raadsman; dat beluistering geschiedt door de raadsman of door de verdachte in diens aanwezigheid; dat geen kopieën gemaakt mogen worden en geen opnamen tijdens beluistering mogen plaatsvinden; en dat na wijzen van het arrest in deze zaak de gegevensdrager binnen twee weken aan het openbaar ministerie wordt geretourneerd.

Planningsdeadlines

Het hof stelt het volgende tijdschema vast om de procedure zo spoedig mogelijk inhoudelijk te kunnen behandelen:

  1. De advocaat‑generaal dient uiterlijk 1 februari 2026 het overzicht van opsporingshandelingen en de toelichting op ontbreken proces‑verbaal op te leveren.

  2. De verdediging heeft vervolgens tot 1 maart 2026 de tijd om aanvullende verzoeken in te dienen — bijvoorbeeld voortvloeiende uit de informatie van de advocaat‑generaal of verzoeken tot transcriptie.

  3. De advocaat‑generaal heeft vervolgens tot 1 april 2026 de tijd om, indien zij zich verzet tegen verzoeken van de verdediging, de desbetreffende verzoeken aan het hof voor te leggen.

  4. Indien nodig, kan de advocaat‑generaal tot 1 augustus 2026 de tijd krijgen voor de daadwerkelijke woordelijke uitwerking van bepaalde getuigenverhoren — maar dat is afhankelijk van of de verdediging (en het hof) daar om hebben verzocht.

  5. Het hof streeft naar een inhoudelijke behandeling van de zaak in november 2026.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^