OM komt onder scherper toezicht

Er komt intensiever en scherper toezicht op het Openbaar Ministerie. Dat schrijft minister Grapperhaus van Justitie en Veiligheid aan de Tweede Kamer. De Kamer had om het scherpere toezicht gevraagd nadat de top van het OM in opspraak was gekomen na integriteitsschendingen en het verzwijgen van een relatie tussen twee hoofdofficieren.

Grapperhaus heeft vastgesteld dat het College de afgelopen tijd serieus werk maakt van de vertaling van het plan van aanpak naar aanleiding van het onderzoek van de commissie-Fokkens naar concrete acties en resultaten. Bovendien heeft het College reeds lopende het onderzoek van de commissie-Fokkens de nodige maatregelen en initiatieven in gang gezet. Dit doet het College onder andere door uitbreiding met externe leden van de bestaande Audit committee, het instellen van een externe Reflectieraad, een onafhankelijke Visitatiecommissie en een Begeleidingscommissie. Hiermee laat het College buitenstaanders de organisatiekracht, besturing en integriteit van het OM grondig doorlichten, aldus de minister.

Reflectiekamer

Ook wat betreft de kwaliteit van het werk zet het OM in op versterking van de kwaliteitszorg en het lerend vermogen. Een van de maatregelen om dat te bereiken is het instellen van de 'OM-Reflectiekamer Kwaliteitsontwikkeling'. Deze zal op periodieke basis bijeenkomen om thematisch te reflecteren op rechterlijke uitspraken waarin vormverzuimen een rol hebben gespeeld. In deze Reflectiekamer zijn naast officieren van justitie ook wetenschappers, advocaten en de politie vertegenwoordigd en deze staat onder voorzitterschap van een oud-rechter. De Reflectiekamer gaat binnenkort van start en zal het College adviseren en aanbevelingen doen.

Het toezicht op het OM

In de optiek van de minister hoort het toezicht op de wettelijke taakuitoefening van het OM plaats te vinden binnen de rechterlijke organisatie. Daarom heeft hij met de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad (PGHR) besproken of deze ruimte ziet voor een intensivering van zijn toezichthoudende taak en of hij daartoe bereid is. De PGHR heeft hier positief op gereageerd, mits voldoende gewaarborgd is dat dit niet ten koste gaat van de vervulling van de overige taken van het parket bij de Hoge Raad. De PGHR zal zijn toezichthoudende taak verruimen naar onderzoek naar aanleiding van incidenten of uitvoering in het algemeen. Dan kan in situaties waarin vaak ook de Inspectie JenV onderzoek instelt, tevens het optreden van het OM door de PGHR onderzocht en beoordeeld worden. Ook kan de PGHR zelf het initiatief nemen en de Inspectie JenV vragen onder zijn verantwoordelijkheid onderzoek naar de feiten te doen.

De PGHR zal bij die beoordeling, conform artikel 122 van de Wet op de Rechterlijke organisatie, toetsen of bij de in de desbetreffende casus door het OM verrichte handelingen de wettelijke voorschriften naar behoren zijn gehandhaafd of uitgevoerd. Het samenstel van conclusies van de PGHR en de Inspectie JenV kan worden benut voor het verbeteren van de effectiviteit van het handelen van - en de samenwerking tussen - alle bij een incident betrokken organisaties. Van belang is hierbij dat de PGHR terughoudend zal moeten zijn wanneer een onderzoek betrekking heeft op een zaak die nog niet onherroepelijk is afgedaan door de rechter.

Benoemingstermijnen

Om mobiliteit binnen de top van het OM verder te bevorderen, heeft het College in het plan van aanpak van 31 mei 2019 aangegeven ernaar te streven binnen de top van het OM het '3-5-7-model' toe te passen. Daarbij worden zowel procureurs-generaal als hoofdofficieren van justitie en directeuren bedrijfsvoering gestimuleerd om in drie jaar de situatie te bereiken dat zij hun functie volledig beheersen, om na vijf jaar na te gaan denken over een nieuwe functie en om na uiterlijk zeven jaar van functie te veranderen. Deze systematiek wordt ook binnen de rijksoverheid gehanteerd. Het College heeft over de mogelijkheden op het gebied van werving, selectie, benoeming en loopbaanontwikkeling contact gehad met de Algemene Bestuursdienst.

Het College onderzoekt momenteel de mogelijkheden en de wenselijkheid van het in aanvulling op het beschreven mobiliteitsbeleid, bij wet beperken van de benoemings- of zittingstermijnen voor deze functies. Daarbij wordt gekeken naar de regelgeving die geldt voor leden van de gerechtsbesturen en de Raad voor de Rechtspraak. Het College zal mij informeren over de uitkomsten van deze verkenning. Zodra het College en ik hierover een meer definitief standpunt hebben kunnen vormen, informeer ik uw Kamer daarover.

Zolang hier geen wettelijke regeling voor is, zal het College in elk geval bij ieder nieuw te benoemen lid van een parketleiding met de betrokkene een zittingstermijn afspreken, jaarlijks evalueren en vastleggen hoe lang die persoon nog aanblijft.

Voor meer informatie:

Print Friendly and PDF ^