Moet bewijsuitsluiting volgen van door Belastingdienst verkregen informatie als op dat moment (al) sprake is van een verdenking van een strafbaar feit?

Parket bij de Hoge Raad 14 oktober 2025, ECLI:NL:PHR:2025:1100

De A-G concludeert dat geen bewijsuitsluiting hoeft te volgen van informatie die de Belastingdienst verkreeg tijdens een boekenonderzoek. Een anonieme melding vormde onvoldoende basis voor een verdenking in de zin van art. 27 Sv, zodat geen cautie hoefde te worden gegeven. Het onderzoek bleef binnen de fiscale bevoegdheden en schond het nemo-teneturbeginsel niet. De verdediging onderbouwde niet welke verklaringen of documenten wilsafhankelijk waren. De A-G adviseert enkel strafvermindering wegens termijnoverschrijding, maar verwerping van het beroep voor het overige.

Achtergrond

De procureur-generaal concludeert tot verwerping van het cassatieberoep van een verdachte die door het Gerechtshof Amsterdam was veroordeeld wegens niet-ambtelijke omkoping (art. 328ter Sr), medeplegen van valsheid in een authentieke akte (art. 227 Sr) en witwassen (art. 420bis Sr). De zaak hangt samen met procedures tegen de rechtspersoon [A] B.V. en een ontnemingsprocedure.

Feiten in het kort

De verdachte, bestuurder van [A] B.V., betaalde een medewerker van een beleggingsinstelling een deel van een provisie om te bewerkstelligen dat een private-equityportefeuille aan een bepaalde koper werd verkocht. De provisie van ruim € 7 miljoen werd deels aangewend voor de aankoop van een Porsche en voor een constructie rond de verkoop van een woning, waarmee de omgekochte werknemer zijn deel van de beloning ontving. In de notariële akte van levering werd valselijk vermeld dat de verkoper de woning op eigen kosten zou verbouwen.

Cassatiemiddel 1 – beroep op nemo-teneturbeginsel

De verdediging stelde dat verklaringen en documenten die tijdens een boekenonderzoek van de Belastingdienst waren verkregen, onrechtmatig zijn gebruikt in de strafzaak. Volgens de raadsman was dat boekenonderzoek in werkelijkheid onderdeel van het strafrechtelijk onderzoek, omdat er al een redelijk vermoeden van schuld bestond naar aanleiding van een anonieme tip. De Belastingdienst had dus de cautie moeten geven en geen stukken mogen afdwingen.

Het hof oordeelde dat de melding onvoldoende concreet was om van een verdenking te spreken. De Belastingdienst mocht op grond van haar fiscale controlebevoegdheden onderzoek doen naar de aangiften vennootschaps- en omzetbelasting over 2015–2016. Dat de resultaten later in het strafproces zijn gebruikt, levert geen schending van het nemo-teneturbeginsel of de onschuldpresumptie op. Het hof achtte niet aannemelijk dat sprake was van misbruik van bevoegdheid of van een “U-bocht” via de Belastingdienst.

A-G Aben acht dat oordeel niet onbegrijpelijk:

  • de melding bevatte slechts vermoedens en geen harde aanwijzingen;

  • de verdachte heeft geen wilsafhankelijke verklaringen afgelegd die voor bewijs zijn gebruikt;

  • niet is gespecificeerd welke stukken door dwang zijn verkregen;

  • een verplichting tot informatieverstrekking in een fiscaal onderzoek maakt de overgelegde documenten niet automatisch onbruikbaar in een strafzaak (vgl. HR 24 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1130).

Ook het verzoek om zeven belastingambtenaren te horen werd terecht afgewezen, nu het verweer enkel op aannames rustte.

Cassatiemiddel 2 – wetenschap van valsheid

De verdachte betwistte dat hij wist dat de verbouwingsverplichting in de akte onwaar was. Hij zou hebben vertrouwd op de notaris en zijn juridisch adviseur.

Het hof leidde het opzet echter af uit de feiten:

  • de verdachte had zelf beide koopovereenkomsten ondertekend en de pagina met de verbouwingsclausule geparafeerd;

  • hij wist dat partijen hadden afgesproken dat niet de verkoper maar [A] B.V. de verbouwingskosten grotendeels zou betalen;

  • de clausule was enkel bedoeld om de waardestijging tussen 16 en 28 december 2016 te “verklaren”.

Daaruit volgt dat de verdachte bewust een valse verklaring in een authentieke akte heeft doen opnemen met het oogmerk van gebruik. De A-G acht dit oordeel juridisch juist en niet onbegrijpelijk.

Conclusie

De A-G stelt dat beide middelen falen. De gegevens uit het fiscale onderzoek mochten voor het bewijs worden gebruikt, en de bewezenverklaring van de valsheid is toereikend gemotiveerd. Wel constateert de A-G een overschrijding van de redelijke termijn in cassatie en adviseert daarom uitsluitend strafvermindering.

Lees hier de volledige conclusie.

Print Friendly and PDF ^