Levert excuusbrief van Minister President en staatssecretaris gerechtvaardigd vertrouwen op dat verdachte niet (verder) zou worden vervolgd voor KOT-fraude?

Rechtbank Rotterdam 31 maart 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:2790

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging wegens schending van het vertrouwensbeginsel.

Aan de brieven van de Minister President en staatssecretaris van Financiën, Toeslagen en Douane (hierna: de staatssecretaris) van 11 november 2021, waarin is verwoord dat de verdachte geen fraudeur is met kinderopvangtoeslag (KOT) en excuses namens het kabinet worden aangeboden, mocht zij het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat zij niet zou worden vervolgd. De toezegging is voldoende specifiek en niet beperkt tot een periode. Deze toezegging kan ook aan het Openbaar Ministerie worden toegerekend. Dat de oproep voor de OM-zitting van 26 november 2021 van een eerdere datum is, is niet relevant.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot verwerping van het verweer dat strekt tot niet-ontvankelijkverklaring.

Beoordeling

Gerechtvaardigd vertrouwen?

Van schending van het vertrouwensbeginsel kan sprake zijn wanneer het Openbaar Ministerie tot vervolging overgaat of deze voortzet, terwijl bij een verdachte op grond van door het Openbaar Ministerie gedane – of aan deze toe te rekenen – toezeggingen, de gerechtvaardigde verwachting is gewekt dat hij niet (verder) zal worden vervolgd.

De rechtbank komt om verschillende redenen tot het oordeel dat de brieven van 11 november 2021 die de verdachte van de Minister President en de staatssecretaris heeft ontvangen, niet zijn aan te merken als een toezegging als hiervoor bedoeld.

Enerzijds kan aan de brieven geen gerechtvaardigd vertrouwen worden ontleend omdat de brieven niet kunnen worden aangemerkt als toezeggingen van het Openbaar Ministerie en ook niet aan het Openbaar Ministerie kunnen worden toegerekend, anderzijds omdat verdachte aan de inhoud van de brief geen gerechtvaardigde verwachting omtrent de vervolging in deze zaak mocht ontlenen.

Uit de inhoud van de brief van de Minister President en staatssecretaris, met name de uitleg op de tweede pagina, blijkt immers uitdrukkelijk dat voor de stelling dat de verdachte geen fraudeur is, is gekeken of de verdachte strafrechtelijk is veroordeeld , waaruit volgt dat lopende procedures niet in dit oordeel zijn betrokken. Gelet hierop had de verdachte er dan ook niet op mogen vertrouwen dat deze brief tevens zag op de onderhavige (lopende) procedure. De verdachte wist ook dat zij in onderhavige zaak werd vervolgd, aangezien zij kort voor voornoemde brieven, op 29 oktober 2021, bericht had ontvangen dat het Openbaar Ministerie voornemens was een strafbeschikking uit te vaardigen en haar opriep voor een OM-hoorgesprek op 26 november 2021.

In samenhang bezien met de brieven die zij eerder had ontvangen in kader van de KOT, had de verdachte bovendien kunnen afleiden dat de brieven van 11 november 2021 op een andere periode zagen dan waarvan sprake is in de tenlastelegging. De kwijtgescholden schulden KOT zien immers ook op andere periodes. Dat de verdachte dit ook wel wist blijkt ook uit het verhoor bij de FIOD, waarin zij verklaart dat de aanmelding als gedupeerde van de kinderopvangtoeslagaffaire betrekking had op de periode van voor 2016 en niet op hetgeen in het verhoor is besproken. In die context bezien moet het haar ook duidelijk zijn geweest dat de KOT voor de jaren 2017 en 2018 nog wel ter discussie stonden. In ieder geval had zij er niet gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat dit niet het geval was.

Tot slot wijst de rechtbank op het feit dat de aanvraag KOT waarop de tenlastelegging ziet - anders dan de eerdere aanvragen - door en op naam van de medeverdachte [medeverdachte01] is gedaan, terwijl de brieven van 11 november 2021 aan de verdachte zijn gericht en betrekking hebben op haar specifieke situatie. Voor zover er bij de verdachte onduidelijkheid was ontstaan, lag het op haar weg hierover navraag te doen bij de Belastingdienst, hetgeen zij heeft nagelaten.

Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat de verdachte aan de brieven van de van de Minister President en de staatssecretaris niet het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen dat van verdere vervolging werd afgezien. Er is derhalve geen sprake van schending van het vertrouwensbeginsel.

Conclusie

Het verweer wordt verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk.

Bewezenverklaring

  • Feit 1: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;

  • Feit 2: medeplegen van in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van haarzelf of een ander, terwijl zij weet of redelijkerwijze moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van haar recht op een verstrekking dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • Taakstraf van 200 uur.

De verdachte heeft zich samen met haar ex-partner, de medeverdachte, gedurende twee jaren schuldig gemaakt aan het opzettelijk verstrekken van onjuiste informatie aan de Belastingdienst zodat zij kinderopvangtoeslag ontvingen waarop zij geen recht hadden. Op het moment dat door de Belastingdienst werd verzocht om nadere informatie heeft zij samen met de medeverdachte op het antwoordformulier KOT in strijd met de waarheid vermeld dat hun vier kinderen naar de kinderopvang gingen. Ter onderbouwing daarvan heeft zij samen met hem loonstrookjes, een arbeidsovereenkomst, facturen en bankafschriften valselijk opgemaakt en aan de Belastingdienst toegestuurd. Uit dit feitencomplex vloeit automatisch voort dat de verdachte in strijd met de op haar rustende inlichtingenplicht niet aan de Belastingdienst heeft gemeld dat hun kinderen niet langer naar de kinderopvang gingen en zij op grond daarvan niet langer recht had op die toeslag.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^