Hoge Raad over gegevensdragers met gemengde (strafbare en niet-strafbare) inhoud

Hoge Raad 2 december 2025, ECLI:NL:HR:2025:1716

De Hoge Raad bevestigt dat een gegevensdrager met kinder- of dierenporno in zijn geheel aan het verkeer kan worden onttrokken. Een verzoek tot verstrekking van niet-strafbare bestanden van zo’n drager is mogelijk, maar vereist een concrete, tijdige en goed onderbouwde belangenafweging. In deze zaak wees het hof het verzoek af vanwege de omvang en vermenging van bestanden, en het risico op teruggeven van strafbaar materiaal. Die afwijzing acht de Hoge Raad juridisch juist en voldoende gemotiveerd. De overige cassatieklachten falen. De straf wordt met vijf maanden verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Achtergrond

De verdachte, geboren in 1987, is door het gerechtshof Den Haag veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten in de vorm van het maken van een beroep of gewoonte van het bezit en de verspreiding van kinderporno en dierenporno. Het hof acht bewezen dat hij gedurende een langere periode structureel strafbare afbeeldingen en video’s heeft verzameld, bewaard en gedeeld. Deze gedragingen zijn strafbaar gesteld in de artikelen 240b (oud) en 254a (oud) Sr. Als bijkomende maatregel heeft het hof de onttrekking aan het verkeer gelast van een MacBook Pro en een iPhone X, waarop de strafbare inhoud is aangetroffen. De opgelegde gevangenisstraf bedraagt tien jaar en tien maanden.

De verdachte heeft in hoger beroep verzocht om verstrekking van kopieën van bestanden die zich volgens hem eveneens op de betreffende gegevensdragers bevinden, maar niet strafbaar zijn. Het gaat om circa 5.000 tot 10.000 persoonlijke foto’s en video’s op de iPhone X, met naar eigen zeggen grote emotionele waarde, en om circa 21.000 studie- en ondernemingsbestanden op de MacBook Pro, onder meer gerelateerd aan zijn opleiding en grafisch ontwerpbedrijf. De verdachte betoogt dat deze bestanden essentieel zijn voor zijn toekomstperspectief, zijn opleiding, en het teruggeven van ontwerpen aan klanten. Hij erkent dat zich op de gegevensdragers ook strafbare inhoud bevindt, maar stelt dat de verzochte bestanden zich bevinden in afgebakende mappen die eenvoudig gekopieerd zouden kunnen worden.

Het openbaar ministerie heeft zich in hoger beroep verzet tegen het verzoek. Het wijst erop dat het verzoek laat is gedaan, onvoldoende is gespecificeerd, en dat het scheiden van strafbare en niet-strafbare bestanden in de praktijk een tijdrovende en riskante aangelegenheid zou zijn. Daarbij zou voor elke afbeelding moeten worden vastgesteld of er sprake is van strafbaar materiaal of van mogelijke slachtoffers. De vermenging van bestanden is volgens het OM het gevolg van keuzes van de verdachte zelf, die alle data op dezelfde apparaten heeft opgeslagen.

Het hof wijst het verzoek af en acht het niet proportioneel om politie en justitie op te zadelen met de inspanning die vereist zou zijn voor het filteren en veilig stellen van tienduizenden bestanden.

Middel

Het vierde middel in cassatie richt zich tegen de afwijzing van het verzoek om verstrekking van (kopieën van) niet-strafbare bestanden die zich bevinden op inbeslaggenomen gegevensdragers waarop ook strafbare kinder- en dierenporno is aangetroffen. De verdediging stelt dat het hof bij die afwijzing onvoldoende oog heeft gehad voor de persoonlijke belangen van de verdachte, waaronder zijn recht op bescherming van zijn privéleven en eigendom (artikelen 8 EVRM en 1 Eerste Protocol EVRM). De kern van het middel is dat de persoonlijke waarde van de bestanden een afgifte rechtvaardigt, ondanks de aanwezigheid van strafbaar materiaal op dezelfde gegevensdrager.

Beoordeling Hoge Raad

De Hoge Raad verwerpt het cassatiemiddel en formuleert daarbij een beoordelingskader voor gevallen waarin een verzoek wordt gedaan tot verstrekking van niet-strafbare bestanden op een gegevensdrager met strafbare inhoud. De Hoge Raad stelt voorop dat op grond van artikel 36b tot en met 36d Sr voorwerpen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer indien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. In lijn met eerdere jurisprudentie herhaalt de Hoge Raad dat afzonderlijke bestanden op een gegevensdrager niet elk op zichzelf als een voorwerp in de zin van artikel 36b Sr worden beschouwd. De gegevensdrager als geheel geldt als het voorwerp waarop het beslag en de maatregel betrekking hebben.

De effectuering van de onttrekking aan het verkeer kan niet afhankelijk worden gesteld van een voorwaarde, zoals eerst de teruggave van niet-strafbare bestanden. Wel biedt artikel 33c lid 2 Sr ruimte voor het toekennen van een geldelijke tegemoetkoming wanneer de verdachte anders onevenredig zou worden getroffen.

Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat het wettelijk stelsel zich niet verzet tegen het verstrekken van een kopie van niet-strafbare bestanden op verzoek van de verdediging, ook indien de gegevensdrager als geheel aan het verkeer is onttrokken. Of de rechter daartoe moet overgaan, is afhankelijk van een belangenafweging die per geval moet worden gemaakt. In die afweging moet onder meer worden betrokken:

  • het aantal, de aard en inhoud van de bestanden;

  • het belang van de verdachte bij het verkrijgen van de bestanden;

  • de vindbaarheid en afbakening van de bestanden op de gegevensdrager;

  • het risico op verstrekking van strafbaar materiaal;

  • het tijdsbeslag dat het verlenen van medewerking met zich brengt;

  • de mate van verantwoordelijkheid van de verdachte voor de vermenging van strafbare en niet-strafbare inhoud;

  • alternatieve toegang tot de bestanden, bijvoorbeeld via cloudopslag.

De Hoge Raad benadrukt dat een dergelijk verzoek tijdig, concreet en onderbouwd moet zijn. Alleen dan is het openbaar ministerie in staat om een standpunt in te nemen en kan de rechter daarover een weloverwogen beslissing nemen. Indien nodig kan de rechter zich vooraf laten voorlichten over de uitvoerbaarheid van het verzoek en de daaraan verbonden inspanningen.

In de onderhavige zaak heeft het hof vastgesteld dat op beide gegevensdragers zeer grote hoeveelheden bestanden staan en dat de strafbare en niet-strafbare inhoud door elkaar is opgeslagen. De verdachte was zich daarvan bewust. Volgens het hof zou het scheiden van deze bestanden een onevenredig beslag leggen op de capaciteit van de opsporingsdiensten. Daarbij komt dat voor iedere door de verdachte gewenste afbeelding afzonderlijk vastgesteld moet worden of deze strafbaar is of bijvoorbeeld een slachtoffer toont. De persoonlijke belangen van de verdachte wegen volgens het hof niet op tegen deze inspanning. De Hoge Raad acht deze afwijzing niet onbegrijpelijk of onjuist en acht de motivering toereikend.

Overige cassatiemiddelen

De overige middelen in cassatie worden door de Hoge Raad afgedaan met toepassing van artikel 81 lid 1 RO, omdat zij geen rechtsvragen aan de orde stellen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht.

Redelijke termijn overschreden

Het vijfde cassatiemiddel, dat klaagt over de overschrijding van de redelijke termijn in cassatie, slaagt wel. Tussen het instellen van het cassatieberoep en de uitspraak van de Hoge Raad is meer dan zestien maanden verstreken, terwijl de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevond. De Hoge Raad vermindert daarom de opgelegde gevangenisstraf van tien jaar en tien maanden tot tien jaar en vijf maanden.

Conclusie

De Hoge Raad verwerpt het beroep, behoudens ten aanzien van de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De rechtsregel dat de rechter in voorkomende gevallen een belangenafweging moet maken bij een verzoek om teruggave van niet-strafbare bestanden op een strafbare gegevensdrager wordt bevestigd en uitgewerkt. Daarbij gelden strenge eisen voor de onderbouwing, uitvoerbaarheid en bescherming van het algemeen belang.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^