Hof: de voorschriften van de Wwft zijn zgn. ordeningsrecht, waarbij ‘kleurloos opzet’ voldoende is voor een bewezenverklaring

Gerechtshof Amsterdam 30 oktober 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:2899

De verdachte heeft meermaals nagelaten om ongebruikelijke transacties zoals bedoeld in de Wwft te melden. Daarnaast heeft de verdachte meerdere malen nagelaten om cliëntenonderzoek als bedoeld in de Wwft te verrichten, dan wel de bij het cliëntenonderzoek verzamelde gegevens op toegankelijke wijze te bewaren. 

Bewijsoverweging

Een aantal van de door de rechtbank bewezenverklaarde transacties zijn zogenaamde samengestelde transacties. Het gaat om transacties die boven de grens van € 15.000,- uitkomen omdat de bedragen van twee afzonderlijke transacties bij elkaar zijn opgeteld vanwege het nauwe verband tussen die transacties. Namens de verdachte is betoogd dat deze optellingen ten onrechte hebben plaatsgevonden, omdat geen, althans onvoldoende verband tussen de samenstellende transacties bestaat. Daarbij speelt een rol dat in de tijd waarin de feiten plaatsvonden de Algemene leidraad Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme geen aanwijzing bevatte over hoe het begrip ‘samengestelde transactie’ moet worden uitgelegd. Daarnaast is de afspraak om het dossier op een later tijdstip aan te vullen ten onrechte vertaald als een overtreding van artikel 33 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) en hebben de medewerkers van verdachte nimmer willen meewerken aan het ontduiken van verplichtingen uit hoofde van de Wwft, aldus de vertegenwoordigers van de verdachte.

Samengestelde transacties

De bedoeling van de wet is dat instellingen bepaalde verplichtingen nakomen indien de waarde van transacties een bepaalde grens overschrijdt. Het is niet de bedoeling dat die verplichtingen niet worden nageleefd doordat transacties in deeltransacties worden gesplitst. Daarom is in artikel 3 lid 5 onderdeel b van de Wwft bepaald dat een instelling cliëntenonderzoek verricht indien zij twee of meer transacties verricht waartussen een verband bestaat met een gezamenlijke waarde van ten minste € 15.000,00.

De verdachte heeft gelijk dat over de uitleg van dit criterium in de praktijk verschillend kan worden gedacht. Mede nu die uitleg in de Algemene leidraad Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme nog niet werd gegeven, moet de verdachte hier het voordeel van de twijfel krijgen.

Dit neemt niet weg dat, als het verband tussen twee transacties dermate groot is en de instelling moet vermoeden dat het gaat om een samengestelde transactie, van de instelling moet worden verwacht dat zij onderzoek doet om vast te stellen of de transacties als samengestelde transacties moeten worden beschouwd. Dat is bijvoorbeeld het geval als de transacties

a.     tegelijk of opvolgend worden verricht,

b.     door dezelfde persoon of verschillende, maar aan elkaar verwante personen,

c.     betrekking hebben op dezelfde goederen en

d.     afzonderlijk onder de wettelijke waardegrens blijven, maar gezamenlijk daarboven uitkomen.

In dergelijke gevallen moet worden uitgegaan van een samengestelde transactie, tenzij een door de instelling ingesteld onderzoek uitwijst dat zij als afzonderlijke transacties moeten worden beschouwd.

De transacties met factuurnummers eindigend op nummer 11 en nummer 12, nummer 13 en nummer 14, nummer 18 en nummer 19

Deze facturen betreffen de verkoop van dezelfde goederen voor nagenoeg hetzelfde bedrag op eenzelfde datum met een oplopend bestel- en/of factuurnummer. De identiteit van de kopers is niet bekend en de facturen eindigend op nummer 18 en nummer 19 bevatten twee verschillende handtekeningen. Niet kan worden vastgesteld dat het bij deze facturen om dezelfde koper gaat of, als het om verschillende kopers gaat, dat deze aan elkaar verwant zijn. Daarmee is niet bewezen dat de transacties samengesteld zijn en moet de verdachte in zoverre worden vrijgesproken.

Artikel 33 Wwft

Ingevolge artikel 33 Wwft dient een beroeps- of bedrijfsmatig handelende verkoper de gegevens van een cliënt op toegankelijke wijze te bewaren. Ten tijde van het onderzoek bevonden deze gegevens zich volgens de verdachte op een digitale schijf. De verdachte kon deze gegevens op dat moment niet overleggen en dus waren de gegevens op dat moment niet toegankelijk. Dat tegen de bestuurders is gezegd dat er nog een gesprek met de boetedwangsomfunctionaris zou plaatsvinden doet daar niet aan af.

Opzet

Ten aanzien van het tenlastegelegde, maar door de verdediging betwiste, opzet overweegt het hof als volgt.

De voorschriften van de Wwft zijn zgn. ordeningsrecht. In het ordeningsrecht is ‘kleurloos opzet’ voldoende voor een bewezenverklaring. Dit betekent dat het opzet van de verdachte wel gericht moet zijn op de tenlastegelegde handeling die is verricht of nagelaten, maar dat niet is vereist dat het opzet ook is gericht op het niet naleven van de in de bewezenverklaring bedoelde wettelijke verplichting (vgl. HR 21 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2684). Ontbrekende kennis van de regelgeving staat aan het bewijs van het opzet dus niet in de weg.

Bewezenverklaring

  • Feit 1: Opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 16 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, meermalen gepleegd.

  • Feit 2: Opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, meermalen gepleegd.

  • Opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 33 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • Geldboete van € 15.000.

Dat de bewezenverklaarde strafbare feiten hebben plaatsgevonden voor de overname van de verdachte door de huidige bestuurders, is voor de verdachte vennootschap geen strafverminderende omstandigheid. Wel houdt het hof er rekening mee dat ten tijde van de transacties de verplichtingen uit hoofde van de Wwft minder bekend waren dan heden ten dage. Daarnaast heeft het hof acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële documentatie van 1 oktober 2020. Daaruit blijkt dat zij sinds het bewezenverklaarde niet met politie en justitie in aanraking is geweest en ook niet eerder is veroordeeld wegens enig strafbaar feit. Wel weegt in haar nadeel mee dat zij eerder is gewezen op de verplichtingen uit hoofde van de Wwft en is gewaarschuwd omdat zij daar onvoldoende aan voldeed. Nu verdachte inmiddels haar bedrijfsactiviteiten heeft beëindigd bestaat er geen noodzaak voor een voorwaardelijk strafgedeelte.

Lees hier de volledige uitspraak.  

Print Friendly and PDF ^