Fraude met inburgeringsgelden structureel en grootschalig: veroordelingen in onderzoek King City

Rechtbank Oost-Brabant 25 november 2025
ECLI:NL:RBOBR:2025:7716, ECLI:NL:RBOBR:2025:7713, ECLI:NL:RBOBR:2025:7712, ECLI:NL:RBOBR:2025:7696

In meerdere strafzaken binnen het strafrechtelijk onderzoek King City zijn natuurlijke personen en rechtspersonen veroordeeld voor grootschalige fraude met het financieringssysteem voor inburgeringscursussen. De betrokken instellingen, waaronder verschillende taalscholen met het keurmerk Blik op Werk, zouden op systematische wijze misbruik hebben gemaakt van het DUO-leningsstelsel. Inburgeringscursisten werden ingeschreven zonder dat daadwerkelijk onderwijs werd gevolgd, terwijl de scholen wel volledige vergoedingen declareerden bij DUO. De opbrengsten hiervan werden vervolgens witgewassen, onder meer via verbonden holdingmaatschappijen.

Context

In meerdere strafzaken binnen het strafrechtelijk onderzoek King City zijn natuurlijke personen en rechtspersonen veroordeeld voor grootschalige fraude met het financieringssysteem voor inburgeringscursussen. De betrokken instellingen, waaronder verschillende taalscholen met het keurmerk Blik op Werk, zouden op systematische wijze misbruik hebben gemaakt van het DUO-leningsstelsel. Inburgeringscursisten werden ingeschreven zonder dat daadwerkelijk onderwijs werd gevolgd, terwijl de scholen wel volledige vergoedingen declareerden bij DUO. De opbrengsten hiervan werden vervolgens witgewassen, onder meer via verbonden holdingmaatschappijen.

De rechtbank Oost-Brabant behandelde deze zaken gelijktijdig en wees op 25 november 2025 vier afzonderlijke uitspraken. De zaken zijn inhoudelijk nauw verwant en bevatten identieke bewijsconstructies, fraudemechanismen en juridische kwalificaties. In alle zaken is sprake van een forse overschrijding van de redelijke termijn, die in strafmatigende zin is meegewogen.

Het systeem van bekostiging

De bekostiging van inburgeringscursussen vond plaats via een leningsregeling, waarbij DUO op declaratiebasis per kwartaal bedragen van 1250 euro per cursist uitbetaalde aan de cursusinstelling. Als de cursist slaagde voor het inburgeringsexamen of minimaal 600 uren les volgde, werd de lening kwijtgescholden. De bewijsvoering laat zien dat de instellingen hiervan misbruik maakten door te declareren voor cursussen die nauwelijks of niet gevolgd werden.

Frauduleuze werkwijzen

De rechtbank stelt vast dat bij de betrokken instellingen twee structurele frauduleuze methoden werden gehanteerd.

Bij ONA-cursussen werd systematisch geen volwaardig onderwijs gegeven. In plaats daarvan werden valse 64-uursverklaringen opgesteld, presentielijsten gemanipuleerd en cursisten verleid om deel te nemen in ruil voor financiële beloningen, waaronder Mediamarkt-cadeaubonnen tot 350 euro. Dit resulteerde in het succesvol afronden van het ONA-onderdeel zonder daadwerkelijk onderwijs.

Daarnaast werd gefraudeerd met online cursussen. Cursisten logden nooit of nauwelijks in op het online leerplatform, terwijl de instellingen wel volledige facturen indienden bij DUO. Docenten verklaarden dat aanwezigheid niet werd gecontroleerd en dat zij werden verzocht lessen te geven aan niet-bestaande of afwezige groepen. De rechtbank acht bewezen dat bij veel cursusgroepen geen sprake was van werkelijke deelname.

Beide werkwijzen maken deel uit van een breder beleid dat was gericht op het verkrijgen van DUO-financiering zonder dat daar een daadwerkelijke onderwijsactiviteit tegenover stond. Facturen gebaseerd op deze praktijken worden door de rechtbank gekwalificeerd als valse geschriften in de zin van artikel 225 Wetboek van Strafrecht.

Witwassen

De met de fraude verkregen opbrengsten zijn vervolgens witgewassen. De instellingen ontvingen miljoenen euro’s, waarvan substantiële delen waren gebaseerd op valse declaraties. Deze gelden werden vermengd met eventuele legale inkomsten en doorbetaald aan medebestuurders, holdingmaatschappijen of contant opgenomen. Omdat de gelden afkomstig waren uit misdrijf, en deze gelden op structurele wijze werden doorgezet binnen het financieel verkeer, oordeelt de rechtbank dat sprake is van gewoontewitwassen in de zin van artikel 420ter Wetboek van Strafrecht.

In drie zaken is daarnaast ook de betrokken holdingmaatschappij als witwasvehikel aangemerkt. Daarbij werd telkens vastgesteld dat de rechtspersoon uitsluitend functioneerde als doorgeefluik voor misdadige opbrengsten. De bestuurders van deze holdings, tevens verdachten in de hoofdzaak, worden dan ook veroordeeld voor feitelijk leidinggeven aan witwassen door de rechtspersoon.

Feitelijk leidinggeven

In alle vier de zaken oordeelt de rechtbank dat de verdachten als feitelijk leidinggevenden verantwoordelijk zijn voor de verboden gedragingen van de betrokken rechtspersonen. De rechtbank onderbouwt dit oordeel met uitvoerige verwijzingen naar bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachten:

– beschikken over inlogcodes voor de DUO-portal

– actief betrokken zijn bij het aansturen van personeel en administratie

– leiding geven aan medewerkers die actief werven onder cursisten

– persoonlijk betrokken zijn bij het afstemmen van fraude met cursisten

– aanzienlijk financieel voordeel ontvangen via privé-opnames of holdingconstructies

In de zwaarst aangemerkte zaak overwoog de rechtbank dat de verdachte de ‘overkoepelende baas’ binnen de organisatie was en als enige volledige zeggenschap had over de structuur, uitgaven en frauduleuze declaratiepraktijken. Zijn rol wordt in strafverzwarende zin meegewogen.

Bewezenverklaring en juridische kwalificatie

In alle zaken acht de rechtbank bewezen:

– het opzettelijk gebruik maken van valse facturen, als ware deze echt en onvervalst, meermalen gepleegd

– gewoontewitwassen door de betrokken rechtspersoon

– feitelijk leidinggeven aan deze verboden gedragingen door de natuurlijke personen

In één zaak is het gebruik van een valse factuur in het kader van een KYC-onderzoek bij ING niet bewezen verklaard. In de andere zaken werd dit onderdeel van de tenlastelegging wel bewezen, maar slechts in één geval is het bewezen geacht dat de verdachte daarvan persoonlijk feitelijk leiding heeft gegeven.

Strafoplegging

De rechtbank benadrukt de ernst van de feiten: structurele fraude met publieke gelden, misbruik van het vertrouwen in het onderwijssysteem en ontwrichting van het financiële verkeer door witwassen. Wel houdt de rechtbank in alle zaken expliciet rekening met de forse overschrijding van de redelijke termijn. In alle gevallen is de termijn met ruim drie jaar overschreden.

Daarom legt de rechtbank lagere straffen op dan geëist door het Openbaar Ministerie. De opgelegde straffen luiden als volgt:

– in drie zaken: gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren

– in één zaak: gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren

De rechtbank motiveert dat zonder de termijnoverschrijding gevangenisstraffen van respectievelijk 20 of 24 maanden passend zouden zijn geweest.

In één zaak is aan de rechtspersoon een geldboete opgelegd van 50.000 euro, waarvan de helft voorwaardelijk.

Slotopmerkingen

De rechtbank toont zich consistent in de bewijswaardering en strafmaat. In alle zaken is vastgesteld dat de betrokken instellingen structureel fraudeerden met de DUO-regeling voor inburgeraars. De instellingen factureerden voor onderwijs dat niet of nauwelijks was gegeven, maakten daarvan een verdienmodel, en betrokken cursisten actief bij het frauduleuze proces. De verdachten, als feitelijk leidinggevenden, werden daarin zwaar verantwoordelijk gehouden.

Lees hier de volledige uitspraken:

Print Friendly and PDF ^