Financiën tornt niet aan fiscale geheimhoudingsplicht

Het ministerie van Financiën ziet geen reden om de fiscale geheimhoudingsplicht te versoepelen, ook niet in zaken die verband houden met belastingontwijking. Dit blijkt uit een brief van staatssecretaris Van Oostenbruggen (Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane) van 21 juli 2025 aan de Tweede Kamer, naar aanleiding van vragen van Kamerlid Stultiens (GroenLinks/PvdA) tijdens de behandeling van het pakket Belastingplan 2025. In die brief stelt de staatssecretaris dat het huidige wettelijke kader – verankerd in artikel 67 AWR – voldoende mogelijkheden biedt om per geval te beoordelen of informatie kan worden gedeeld, maar dat het belang van geheimhouding vrijwel altijd zwaarder weegt. Daarmee blijft Nederland vasthouden aan een internationaal gangbare, maar strikte interpretatie van fiscale vertrouwelijkheid.

Kern van de fiscale geheimhoudingsplicht

De fiscale geheimhoudingsplicht, zoals neergelegd in artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), bepaalt dat de Belastingdienst geen mededelingen mag doen over de fiscale positie van individuele belastingplichtigen. Dit raakt aan het grondwettelijke recht op inlichtingen van het parlement (artikel 68 Grondwet).

Volgens de staatssecretaris is de regeling “strikt vormgegeven: alle fiscale informatie over en van een individuele belastingplichtige valt hieronder.” Het doel is tweeledig: de privacy van belastingplichtigen beschermen én ervoor zorgen dat zij open en volledig blijven communiceren met de Belastingdienst. Dat komt volgens Van Oostenbruggen de naleving van fiscale verplichtingen en de belastingheffing als geheel ten goede.

Spanning met informatieverstrekking

De staatssecretaris erkent dat er soms spanning bestaat tussen het belang van geheimhouding en het belang van informatieverstrekking. Dit kan spelen bij verzoeken vanuit het parlement, maar ook bij vragen van derden, zoals de media. Informatieverstrekking kan bijvoorbeeld bijdragen aan het wegnemen van maatschappelijke onrust of het versterken van vertrouwen in het overheidshandelen.

Daarbij geldt echter dat “er slechts weinig gevallen [zijn] waarin het belang van het parlement bij openbare informatievoorziening zal opwegen tegen de belangen van geheimhouding.” Wanneer toch informatie wordt gedeeld, gebeurt dat in uitzonderlijke situaties en altijd na een zorgvuldige belangenafweging.

Huidig beleid: drie vormen van informatieverstrekking

Het ministerie onderscheidt drie hoofdvormen van informatieverstrekking:

  1. Openbare verstrekking van algemene fiscale informatie
    De Belastingdienst richt zich op laagdrempelige voorlichting over belastingregels die voor brede groepen belastingplichtigen gelden. Sinds 2023 worden kennisgroepstandpunten zo toegankelijk mogelijk gepubliceerd. Ook worden technische briefings georganiseerd voor Kamerleden, bijvoorbeeld bij complexe fiscale kwesties of belastingconstructies die in de media aandacht krijgen.

    Op specifieke deelterreinen, zoals de rulingpraktijk, is Nederland volgens Van Oostenbruggen internationaal koploper in transparantie. Jaarlijks worden samenvattingen van grensoverschrijdende rulings gepubliceerd, evenals een jaarverslag en een beoordeling door een onafhankelijke commissie. Er wordt bovendien gekeken of rulings met natuurlijke personen – die vanaf 2026 binnen de EU worden uitgewisseld op basis van Richtlijn (EU) 2023/2226 (DAC8) – op vergelijkbare wijze geanonimiseerd openbaar gemaakt kunnen worden.

  2. Openbare verstrekking van informatie over individuele belastingplichtigen
    Hier geldt de hoofdregel van vertrouwelijkheid. Alleen in “incidentele en onvoorziene gevallen” kan de minister van Financiën ontheffing verlenen. Ook dan moet het belang van openbaarmaking zwaarder wegen dan het belang van geheimhouding.

    De staatssecretaris wijst erop dat dit beleid niet verandert wanneer een belastingplichtige zelf de publiciteit zoekt of in verband met belastingontwijking of -ontduiking in de media verschijnt.

    Eerder verkende het ministerie of het delen van processuele informatie – bijvoorbeeld of er een gesprek heeft plaatsgevonden tussen inspecteur en belastingplichtige – een minder ingrijpende manier zou zijn om tegemoet te komen aan informatieverzoeken. Deze mogelijkheid wordt echter niet verder uitgewerkt. De voordelen zijn volgens Van Oostenbruggen “beperkt” en er bestaat risico op “een glijdende schaal en onvoorziene impact voor belastingplichtigen.”

  3. Besloten informatieverstrekking aan het parlement
    Op grond van artikel 68 Grondwet is informatieverstrekking aan het parlement in beginsel openbaar. Toch is er een tussenvorm: vertrouwelijke informatie kan in besloten setting worden gedeeld, bijvoorbeeld tijdens een technische briefing of via vertrouwelijke inzage van stukken. Kamerleden die deze informatie ontvangen, zijn vervolgens zelf gebonden aan geheimhouding.

    Deze aanpak ziet Van Oostenbruggen als een “waardevol instrument” in gevallen waarin het parlement in het kader van belastingontwijking informatie over individuele belastingplichtigen opvraagt. Ook hierbij geldt dat elke casus afzonderlijk wordt beoordeeld.

Internationaal perspectief

In 2023 liet het kabinet onderzoeken hoe andere landen omgaan met fiscale geheimhoudingsplichten. Daaruit bleek dat Nederland niet uniek is in zijn strikte benadering: ook elders worden privacybelangen en het belang van effectieve belastingheffing zwaar meegewogen. Sommige landen, zoals Frankrijk, hanteren vergelijkbare regels; mogelijke aanknopingspunten voor versoepeling bleken volgens het kabinet “van zeer beperkte toegevoegde waarde.”

Het onderzoek gaf dan ook geen aanleiding om het Nederlandse beleid te versoepelen.

Afweging per geval blijft uitgangspunt

Van Oostenbruggen stelt dat het huidige wettelijke kader voldoende ruimte biedt om recht te doen aan zowel het belang van geheimhouding als het belang van transparantie. “Om recht te kunnen doen aan beide belangen moet de mogelijkheid bestaan om de belangen per geval tegen elkaar te kunnen afwegen,” aldus de staatssecretaris.

Daarom ziet zij “geen reden om informatieverstrekking onder de fiscale geheimhoudingsplicht te verruimen, met oog op het grote maatschappelijke belang dat gediend wordt met de fiscale geheimhoudingsplicht.”

Juridische duiding

De kern van dit standpunt ligt in de balans tussen twee fundamentele waarden:

  • Privacy en vertrouwelijkheid (art. 67 AWR) – bescherming van individuele gegevens en het waarborgen van de bereidheid van belastingplichtigen om volledig en juist te informeren.

  • Democratische controle en transparantie (art. 68 Gw) – het recht van het parlement om over voldoende informatie te beschikken om zijn controlerende taak uit te oefenen.

In de praktijk wordt deze balans in Nederland sterk in het voordeel van geheimhouding beslecht, behalve in uitzonderlijke gevallen. De mogelijkheid van vertrouwelijke informatieverstrekking aan het parlement fungeert daarbij als een pragmatisch compromis.

Het beleid weerspiegelt bovendien een internationaal gedeelde overtuiging dat belastingheffing gebaat is bij een hoge mate van vertrouwelijkheid, juist om het systeem effectief te laten functioneren.

Conclusie

Het ministerie van Financiën houdt vast aan een terughoudend openbaarmakingsbeleid waar het gaat om fiscale gegevens van individuele belastingplichtigen, ook in het kader van belastingontwijking. De bestaande wet- en regelgeving biedt volgens staatssecretaris Van Oostenbruggen voldoende ruimte voor een zorgvuldige belangenafweging per geval, maar biedt geen basis voor een generieke verruiming van de fiscale geheimhoudingsplicht.

Waar mogelijk zet de Belastingdienst in op algemene, laagdrempelige voorlichting en geanonimiseerde gegevens, maar de deur naar structurele versoepeling blijft gesloten.

Print Friendly and PDF ^