Conclusie AG over beroep op samenloopbepalingen, de in art. 56 lid 2 Sr voorziene gelijkstelling in geval van valsheid aan de voortgezette handeling

Parket bij de Hoge Raad 19 mei 2020, ECLI:NL:PHR:2020:489

Het tweede middel bevat de klacht dat het hof het beroep van de verdediging op de samenloopbepalingen (art. 55 en 56 Sr) ten onrechte, althans op onbegrijpelijke en/of ontoereikende gronden heeft verworpen en aldus ten onrechte zowel de strafbepalingen inzake valsheid als die inzake het gebruikmaken van de voorwerpen ten opzichte waarvan de valsheid was gepleegd, heeft toegepast.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR oordeelt - anders dan AG - dat ook niet ten laste gelegde onjuiste aangiften betrokken kunnen worden bij de straftoemeting

Hoge Raad 19 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:896

Met betrekking tot de 23 niet in de tenlastelegging genoemde belastingaangiften heeft het hof vastgesteld dat niet is betwist dat deze aangiften onjuist waren. Voor zover de verdachte heeft betwist dat hij de 23 niet in de tenlastelegging genoemde onjuiste aangiften heeft laten indienen, heeft het hof deze betwisting “volstrekt ongeloofwaardig” geacht. Het hof heeft daarbij overwogen dat gebleken is van een structureel patroon met een omvangrijk karakter (over nagenoeg vier jaar, het merendeel van de in te dienen belastingaangiften). Ten slotte heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte heeft erkend dat hij – kort samengevat – het ene gat met het andere vulde teneinde zijn bedrijf gaande te houden en dat daarom teneinde voldoende cashflow beschikbaar te hebben, de aangiftes omzetbelasting valselijk te laag werden gehouden.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Voert men militaire goederen door uit nonchalance?

Noot bij HR 21 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:767
Door T.P.A.M. Wouters, advocaat bij Takens Admiraal Advocaten

In het arrest van de Hoge Raad van 21 april jl. staat het (kleurloos) opzetvereiste centraal. De verdachte, een rechtspersoon, krijgt middels een elektronische melding de aanvraag om bepaalde goederen vanuit Johannesburg door te voeren naar het Ministerio de Defensa Nacional in Ecuador. In deze elektronische melding worden de goederen summier omschreven als “consolidation”. Op Schiphol blijkt (na een controle door de douane) dat de goederen onderdelen voor militaire straaljagers betreffen. Pas na deze controle bekijkt de verdachte de zogenaamde House Airwaybill (de luchtvrachtbrief) en dan blijkt dat de goederen op dat formulier worden omschreven als vliegtuigonderdelen. Het gerechtshof veroordeelt de verdachte wegens het opzettelijk doorvoeren van militaire goederen zonder doorvoervergunning, een economisch misdrijf.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Voor belastingfraude veroordeelde hoeft controlekosten Belastingdienst niet te betalen

Hoge Raad 15 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:890

Verweerder is belastingadviseur. Hij heeft voor cliënten opzettelijk een groot aantal onjuiste aangiften inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekeringen gedaan over de jaren 2007-2009. Dit heeft geleid tot belastingteruggaven waarop zijn cliënten geen recht hadden. In verband hiermee is verweerder strafrechtelijk veroordeeld wegens oplichting en valsheid in geschrift. De Staat vordert in dit geding van verweerder schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad. Aan deze vordering heeft de Staat het volgende ten grondslag gelegd.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Nadere verduidelijking met betrekking tot ambtshalve cassatie in geval van verjaring

Noot bij Hoge Raad 12 mei 2020, ECLI:NL:HR:2020:838/839/840
Door Pamela van Dongen, advocaat bij Baumgardt Strafcassatie Advocatuur

Eind oktober 2018 heeft de Hoge Raad korte metten gemaakt met het ambtshalve niet-ontvankelijk verklaren van het Openbaar Ministerie in geval van verjaring indien de verjaring reeds voor het indienen van de cassatieschriftuur was voltooid, terwijl de schriftuur hierover geen klacht bevat (HR 30 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:2022). Maar hoe zit het in de situatie waarin op een (impliciet) cumulatieve tenlastelegging opgenomen feiten verjaren ná de indiening van de cassatieschriftuur, terwijl over het verjaren van andere feiten op die tenlastelegging vóór de indiening van de schriftuur niet is geklaagd?

Read More
Print Friendly and PDF ^