HR herhaalt relevante overwegingen m.b.t. relevante vergelijkingsfactoren die dienen te worden betrokken bij beoordeling van vraag of sprake is van “hetzelfde feit”

Hoge Raad 10 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1929

Het middel klaagt dat het hof de gevorderde wijziging tenlastelegging had moeten afwijzen aangezien niet sprake is van ‘hetzelfde feit’ als bedoeld in art. 313 Sv. In het onderhavige geval betreffen het primair en het (door de wijziging toegevoegde) subsidiaire feit juridisch gezien twee verschillende feiten, omdat de te beschermen rechtsbelangen aanzienlijk verschillen, terwijl het primaire feit een overtreding en het subsidiaire feit een misdrijf oplevert en de strafmaxima van beide feiten aanzienlijk uiteenlopen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Conclusie AG: Beschouwingen over medeplegen en afbakenen met medeplichtigheid

Parket bij de Hoge Raad 10 december 2019, ECLI:NL:PHR:2019:1286

In 2014 gaf de Hoge Raad in een overzichtsarrest enkele algemene overwegingen over het leerstuk van het medeplegen. Die overwegingen zijn in een tweetal arresten daarna aangevuld en verder aangescherpt, waarbij bijzondere aandacht is geweest voor de afbakening van het medeplegen met de medeplichtigheid. Die overwegingen komen op het volgende neer. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking.

Read More
Print Friendly and PDF ^

(Feitelijk leiding geven aan) opzettelijk onjuiste belastingaangifte: Kon Hof niet-onherroepelijke veroordeling in strafverzwarende zin betrekken in de strafoplegging?

Hoge Raad 3 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1889

De overweging van het Hof dat de verdachte blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie in 2017 door de rechtbank te Arnhem is veroordeeld voor soortgelijke feiten, waarmee kennelijk tot uitdrukking is gebracht dat die veroordeling op het moment dat deze in het arrest bij de strafoplegging in aanmerking is genomen, onherroepelijk was, is niet zonder meer begrijpelijk aangezien voormeld uittreksel daarvoor geen steun biedt. Het middel klaagt daarover terecht. Het hoeft evenwel niet tot cassatie te leiden, omdat deze onvolkomenheid in het geheel van de strafmotivering van ondergeschikt belang is mede in aanmerking genomen dat het Hof, wat de justitiële documentatie betreft, niet alleen de voormelde veroordeling uit 2017 in aanmerking heeft genomen, maar tevens onherroepelijke veroordelingen uit 2009 en 2014.

Read More
Print Friendly and PDF ^

Oplichting van beleggers: klacht over verwerping van bewijsverweer en oordeel dat beleggers zijn bewogen tot afgifte van geldbedragen, oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling en het medeplegen

Hoge Raad 3 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:1878

Het tweede middel bevat twee klachten. De eerste klacht houdt in dat het hof ten onrechte, althans op onbegrijpelijke dan wel ontoereikende wijze is gekomen tot een bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde door (ik citeer het middel) “te oordelen dat de in de bewezenverklaring genoemde personen (…) werden bewogen tot de (girale) afgifte van geldbedragen door de in de bewezenverklaring genoemde oplichtingsmiddelen dan wel door (impliciet) te oordelen dat het desbetreffende oplichtingsmiddel een middel is in de zin van de strafwet”.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR herhaalt relevante overwegingen m.b.t. beoordeling verzoeken tot aanhouding van OTTZ wegens verhindering verdachte en aannemelijkheid aangevoerde omstandigheden

Hoge Raad 26 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1856

In zijn overzichtsarrest van 6 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1934, over verzoeken tot aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting wegens de verhindering van de verdachte of zijn raadsman bij de behandeling aanwezig te zijn heeft de Hoge Raad onder meer vooropgesteld dat, nadat in voorkomende gevallen gelegenheid is geboden voor een nadere toelichting of het overleggen van bewijsstukken, de rechter het verzoek reeds - dat wil zeggen: zonder dat wordt overgegaan tot een afweging tussen alle bij aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting betrokken belangen - kan afwijzen op de grond dat de aan het verzoek ten grondslag gelegde omstandigheid niet aannemelijk is.

Read More
Print Friendly and PDF ^