HvJ-EU: hogere nationale rechter kan lagere rechter niet belemmeren om prejudiciële vragen aan het EU-Hof te stellen

HvJ-EU 23 november 2021, C-564/19 (IS)

Het Unierecht verzet zich ertegen dat een hoogste nationale rechterlijke instantie, naar aanleiding van een door een procureur-generaal in het belang van de wet ingestelde hogere voorziening, vaststelt dat een bij het EU-Hof ingediend verzoek van een lagere rechter om een prejudiciële beslissing onrechtmatig is omdat de gestelde prejudiciële vragen niet relevant en noodzakelijk zijn voor de beslechting van het hoofdgeding. Een nationale rechter is verplicht ingevolge het Unierechtelijke voorrangsbeginsel om elke nationale rechterlijke praktijk die afbreuk doet aan zijn bevoegdheid om het EU-Hof vragen voor te leggen, buiten beschouwing te laten.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HvJ-EU: vrijstelling van rechtsvervolging geldt niet wanneer op corruptie wijzende handelingen niet in de officiële hoedanigheid als lid van een EU-orgaan zijn verricht

HvJ-EU Het 30 november 2021, C-3/20 (LR Ģenerālprokuratūra)

De vrijstelling van rechtsvervolging voor ambtenaren en personeelsleden van de EU en die ook geldt voor de president van de centrale bank van een lidstaat is niet van toepassing wanneer vastgesteld wordt dat op corruptie wijzende handelingen van die president duidelijk niet zijn verricht in diens officiële hoedanigheid als lid van een orgaan van de ECB. De vrijstelling geldt niet indien de handelingen geen verband houden met de uitoefening van het ambt en bij de uitvoering van taken voor de betreffende EU-instelling.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HR stelt prejudiciële vragen aan HvJ-EU over de in art. 8 Verordening 273/2004 voorkomende begrippen ‘marktdeelnemer’ en ‘voorval’

Hoge Raad 14 december 2021, ECLI:NL:HR:2021:1841

Deze zaak betreft een OM-cassatie na vrijspraak wegens het niet voldoen aan de in art. 8 Verordening (EG) nr. 273/2004 opgenomen plicht tot informatieverstrekking door geen melding te doen van het vervoeren/ontvangen/opslaan/voorhanden hebben van grote hoeveelheden drugsprecursoren (stoffen die vaak voor illegale vervaardiging van verdovende middelen worden gebruikt). Dit is strafbaar gesteld in art. 2.a Wet voorkoming misbruik chemicaliën. De Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie EU over de in art. 8 Verordening 273/2004 voorkomende begrippen ‘marktdeelnemer’ en ‘voorval’. De Hoge Raad wijdt in dat verband beschouwingen aan (de totstandkomingsgeschiedenis van) Verordening 273/2004, de afbakening tussen deze Verordening en Kaderbesluit 2004/757, dat voorschriften bevat over het bestraffen van verschillende gedragingen m.b.t. illegale handel in drugs en precursoren en de gevolgen van een beperkte of ruime interpretatie van de begrippen ‘marktdeelnemer’ en ‘voorval’ voor (de toepasselijkheid van) het nemo tenetur-beginsel.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HvJ-EU over begrip fraude

HvJ-EU 14 oktober 2021, C-360/20 (Ministerul Lucrărilor Publice, Dezvoltării şi Administraţiei – Roemenië)

Het begrip „fraude waardoor de financiële belangen van de [Europese Unie] worden geschaad” ziet mede op het gebruik van valse of onjuiste verklaringen die na de uitvoering van het gefinancierde project worden verstrekt om de illusie te wekken dat de gedurende de bestendigingsperiode geldende verplichtingen zijn nagekomen.

Read More
Print Friendly and PDF ^

HvJ-EU verduidelijkt verwijzingsplicht laatste instanties

HvJ-EU 6 oktober 2021, C-561/19 (Consorzio Italian Management en Catania MultiserviziSpA/Rete Ferroviaria Italiana SpA)

Het Hof van Justitie heeft een arrest gewezen, waarin de jurisprudentie in Cilifit wordt verduidelijkt onder welke voorwaarden nationale rechters in laatste aanleg mogen afzien van een prejudiciële verwijzing. De zaak had betrekking op een situatie waarin al een verzoek om een ​​prejudiciële beslissing was ingediend, maar partijen de verwijzende rechter in een vergevorderd stadium van de procedure verzochten om andere prejudiciële vragen.

Read More
Print Friendly and PDF ^