Welke inspanningsverplichting bestaat er in geval van een informatieverplichting?

Rechtbank Zeeland-West-Brabant 8 september 2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:5188

Verdachte wordt veroordeeld voor het opzettelijk niet verstrekken van bescheiden over buitenlands vermogen aan de Belastingdienst, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven. De verdediging had vrijspraak bepleit: volgens de verdediging staat vast dat verdachte niet alle gevraagde inlichtingen en stukken heeft verstrekt, maar zij is van mening dat de opzet van verdachte daarop niet kan worden bewezen. Verdachte heeft geprobeerd om de bankafschriften bij de bank op te vragen, maar dit koste veel geld en zij was niet in staat om dit te betalen. Dit heeft zij ook medegedeeld. Daarnaast heeft zij verklaard wat zij nog wist. De rest is zij vergeten.

Het oordeel van de rechtbank

Verdachte is per brief van de naam van 29 januari 2019 verzocht om informatie over haar buitenlandse vermogen aan de naam te verstrekken. Deze informatie is van belang voor een juiste belastingheffing. De naam heeft op 21 maart 2019 een door verdachte ingevulde Verklaring verificatie buitenlands vermogen ontvangen. Hierop heeft verdachte ingevuld dat het geld op haar Zwitserse spaarrekening spaargeld betrof en dat zij zich niet meer kon herinneren wanneer het spaargeld op de rekening is gestort en om welk bedrag het ging. Ook geeft zij aan dat zij (een kopie van de) afschriften per e-mail heeft gevraagd aan de bank, maar dat dat duizenden euro’s zou kosten en dat heeft zij niet. De naam heeft verdachte per brief van 10 april 2019 laten weten dat de verklaring vermogen in het buitenland niet compleet was en heeft verdachte verzocht om bankafschriften en vermogensoverzichten bij bank over de jaren 2005 tot en met 2017 op te vragen en toe te sturen. Bij finale brief van 17 februari 2020 is verdachte verzocht om voor 6 maart 2020 bescheiden te verstrekken over haar buitenlandse vermogen, zoals onder andere bankafschriften, een bewijs van opening, een bewijs van sluiting en vermogensoverzichten. Deze brief is door verdachte voor ontvangst getekend. Zij heeft aan het finale verzoek van de naam niet voldaan.

De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat verdachte – kortgezegd – wel inlichtingen heeft verstrekt over haar buitenlandse vermogen, zodat zij van dit onderdeel van de tenlastelegging (sub a) dient te worden vrijgesproken.

Volgens de verdediging heeft verdachte getracht om bankafschriften bij de bank op te vragen, waardoor het opzet van verdachte op het niet of onvolledig verstrekken van bescheiden (sub b) ontbreekt. De rechtbank volgt dit standpunt van de verdediging niet.

Op grond van artikel 47 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: Awr) bestond voor verdachte de verplichting om de gevraagde bescheiden met betrekking tot haar buitenlandse vermogen aan de naam te verstrekken. In artikel 49 Awr is bepaald dat de gegevens en inlichtingen duidelijk, stellig en zonder voorbehoud dienen te worden verstrekt, mondeling, schriftelijk of op andere wijze - zulks ter keuze van de inspecteur - en binnen een door de inspecteur te stellen termijn.

Deze verplichting tot informatieverstrekking heeft ook te gelden indien verdachte niet de beschikking heeft over stukken met betrekking tot haar buitenlandse bankrekening. Het kan niet zo zijn dat een belastingplichtige onder de informatieplicht uit komt, door simpelweg geen deugdelijke administratie te voeren. Deze verplichting geldt daarom ook onverkort in geval verdachte over onvoldoende financiële middelen zou beschikken om bankafschriften op te vragen. Uit de informatieverplichting die geldt voor verdachte volgt dat zij een inspanningsverplichting heeft om aan het informatieverzoek van de naam te voldoen.

Verdachte was ervan op de hoogte dat de naam onder andere bankafschriften van de Zwitserse bankrekening van haar wilde ontvangen. Uit het dossier blijkt dat verdachte daartoe e-mailberichten heeft verzonden aan een e-mailadres van bank dat zij, zo heeft zij verklaard, op internet had gevonden. Door haar berichten door te sturen, heeft zij de naam ook dit e-mailadres gegeven, waarna de naam een e-mail heeft verzonden naar dit adres. De naam heeft in respons daarop een foutmelding ontvangen inhoudende dat het bericht niet was afgeleverd. Het is gebruikelijk dat dergelijke automatisch gegenereerde foutmeldingen worden ontvangen, indien een e-mailadres niet (meer) bestaat of fout is geschreven. Gelet daarop kan worden aangenomen dat het e-mailbericht van de naam de bank niet heeft bereikt. Aangezien verdachte naar hetzelfde e-mailadres heeft gemaild, kan worden aangenomen dat ook zij bericht heeft ontvangen dat haar e-mailberichten niet zijn afgeleverd. Verdachte heeft vervolgens niet getracht om op een andere wijze de bankafschriften en gevraagde documenten van de bank te ontvangen, bijvoorbeeld door telefonisch contact op te nemen met de bank, te schrijven of naar de bank in Zwitserland toe te gaan. Door het enkel versturen van e-mail aan een foutief e-mailadres heeft verdachte niet aan haar inspanningsverplichting voldaan.

De inspanningsverplichting die voortvloeit uit de informatieverplichting geldt eveneens in het geval verdachte inderdaad niet over de financiële middelen zou beschikken om de gevraagde stukken te verkrijgen. Het verstrekken van een foutief e-mailadres van de bank aan de naam is in dat geval onvoldoende om aan die verplichting te voldoen.

Tot slot staat vast dat verdachte evenmin andere bescheiden dan bankafschriften heeft overgelegd met betrekking tot de Zwitserse bankrekening, zoals een bewijs van opening, bewijs van sluiting of vermogensoverzichten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich dan ook onvoldoende ingespannen om aan haar informatieplicht te voldoen. Door haar handelswijze heeft zij opzettelijk niet voldaan aan het gedane verzoek. Door het nalaten van verdachte om desgevraagd boeken, bescheiden en andere gegevensdragers of de inhoud daarvan voor raadpleging aan de naam ter beschikking te stellen, is controle van de naam op de door verdachte verschuldigde belasting over buitenlands vermogen onmogelijk gemaakt. Daardoor heeft de naam niet juist kunnen vaststellen of verdachte belasting verschuldigd is, en zo ja, wat dan de hoogte is van de verschuldigde belasting. De gedragingen van verdachte zijn daarnaast naar hun aard en in het algemeen geschikt om teweeg te brengen dat onvoldoende belasting wordt geheven.

Bewezenverklaring

  • Opzettelijk een der feiten begaan, omschreven in artikel 68, eerste lid, onderdeel b van de Algemene wet inzake de rijksbelastingen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven;

Strafoplegging

  • Taakstraf van 60 uur

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^