Voorstel Wet op de politieke partijen naar de Tweede Kamer

Op 12 mei is het Voorstel voor de Wet op de politieke partijen bij de Tweede Kamer ingediend. Deze wet bevat voor een deel regels die nu ook al gelden, bijvoorbeeld over subsidiëring en over giften. Voor een deel gaat het om nieuwe regels. Zo moeten partijen transparant zijn over hoe zij werken, welke giften zij ontvangen en hoe zij omgaan met politieke advertenties. Als partijen een ernstige bedreiging vormen voor de democratische rechtsstaat is het mogelijk om hen te verbieden. In dit wetsvoorstel is een aangepaste regeling opgenomen die de bestaande verbodsmogelijkheid vervangt. Verder komen met het voorstel naast landelijke partijen voortaan ook lokale partijen voor subsidiëring in aanmerking.

Doel en aanleiding

Politieke partijen spelen een onmisbare rol in het Nederlandse staatsbestel. Zij vervullen een vitale intermediaire functie tussen kiezer en politiek, onder meer via rekrutering van kandidaten, articulatie van maatschappelijke belangen en het mobiliseren van kiezers. Tegelijkertijd zijn zij kwetsbaarder geworden: het aantal leden daalt, de electorale steun is volatiel en externe beïnvloeding neemt toe.

Het kabinet stelt dat de tijd rijp is om de regels rond politieke partijen wettelijk vast te leggen. De kern van het wetsvoorstel is dan ook tweeledig:

  1. Versterking van de onafhankelijke positie van politieke partijen;

  2. Bevordering van de weerbaarheid van de parlementaire democratie.

Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Judith Uitermark licht toe: “Mensen moeten erop kunnen vertrouwen dat de politieke partij waar zij hun stem aan geven, de interne zaken op orde heeft. Dat betekent dat ze open en transparant zijn over hun organisatie. Dit soort regels leggen we vast in deze wet. Ook gaan er regels gelden voor partijen in gemeenten, provincies en waterschappen. En voor hen komt ook geld beschikbaar.”

Transparantie over organisatie en financiën

Nieuw is de wettelijke verplichting voor partijen om transparant te zijn over hun interne organisatie, waaronder:

  • de procedure voor het opstellen van kandidatenlijsten;

  • de benoeming van het partijbestuur;

  • de interne statuten en selectiecriteria.

Partijen moeten deze informatie publiceren op hun website en actueel houden. Dit geldt ook voor neveninstellingen, zoals politiek-wetenschappelijke instituten en jongerenorganisaties. Hiermee wordt geen inhoudelijke inrichting afgedwongen, maar krijgt de kiezer wel inzicht in hoe een partij functioneert.

Ook de financieringsregels worden aangescherpt. Bestaande regels uit de Wet financiering politieke partijen (Wfpp) worden grotendeels overgenomen, maar er zijn enkele belangrijke wijzigingen:

  • Giften van niet-ingezetenen van Nederland zijn verboden (in plaats van alleen niet-Nederlanders);

  • Anonieme giften zijn niet langer toegestaan;

  • Meldingsplicht voor giften boven €10.000, binnen 10 werkdagen – in verkiezingstijd: 1 werkdag;

  • Cumulatief giftenmaximum van €100.000 per jaar per donateur, inclusief neveninstellingen.

Een nieuwe onafhankelijke toezichthouder, de Nederlandse autoriteit politieke partijen (Napp), wordt ingesteld om toezicht te houden op de naleving van de wet. Deze autoriteit vervangt de Minister van BZK als toezichthoudend orgaan.

Lokale partijen krijgen toegang tot subsidie

Een belangrijke vernieuwing is dat ook lokale en regionale politieke partijen in aanmerking komen voor subsidiëring. Tot nu toe gold deze mogelijkheid alleen voor partijen met zetels in de Tweede of Eerste Kamer. De uitbreiding is ingegeven door de groeiende verantwoordelijkheden van decentrale bestuursorganen.

Er wordt structureel € 8,15 miljoen per jaar beschikbaar gesteld. Dit budget kunnen partijen gebruiken voor onder meer scholing, ledenwerving of het organiseren van bijeenkomsten. Hiermee moeten zij minder afhankelijk worden van donaties.

Ook lokale partijen zijn gehouden aan transparantieregels over hun financiën, schulden en giften. Deze moeten zij openbaar maken via hun eigen websites.

Partijverbod: een gespecificeerde regeling

De nieuwe wet maakt het verbieden van politieke partijen mogelijk op grond van een specifieke, duidelijk omschreven grondslag. Op dit moment geldt een algemene bepaling uit het Burgerlijk Wetboek (artikel 2:20 BW), die uitgaat van strijd met de openbare orde. Die bepaling is onvoldoende toegespitst op politieke partijen.

In de Wpp wordt bepaald dat een partij verboden kan worden wanneer zij een daadwerkelijke en ernstige bedreiging vormt voor de democratische rechtsstaat. Daarbij kan worden gedacht aan partijen die de onafhankelijkheid van de rechtspraak willen afschaffen of verkiezingsprocessen saboteren.

De bevoegdheid tot het opleggen van een partijverbod ligt exclusief bij de Hoge Raad, op vordering van de procureur-generaal. Dit waarborgt rechtsbescherming en onderstreept de ernst van een dergelijk ingrijpend middel.

Constitutioneel kader

De wet is opmerkelijk omdat politieke partijen niet in de Grondwet zijn verankerd, ondanks hun cruciale rol. Wel vallen zij onder grondrechten als de vrijheid van vereniging (art. 8 Grondwet), meningsuiting (art. 7 Grondwet) en het kiesrecht (art. 4 Grondwet). Dit wetsvoorstel bevat geen wijziging van de Grondwet, mede omdat er nog geen consensus bestaat over een grondwettelijke verankering.

Conclusie

De Wet op de politieke partijen betekent een belangrijke stap in de modernisering van het Nederlandse partijstelsel. Door wettelijke kaders te stellen aan transparantie, financiering, toezicht en partijverboden, wordt beoogd de democratische rechtsorde beter te beschermen tegen ondermijning. Tegelijkertijd blijft er oog voor de verenigingsvrijheid en het private karakter van politieke partijen.

Met de invoering van deze wet ontstaat één integraal juridisch kader dat zowel landelijke als decentrale partijen omvat. Dit draagt bij aan een weerbare en toekomstbestendige democratie – lokaal en nationaal.

Documenten

Print Friendly and PDF ^