Verzoek ex art. 89 Sv: Dubbele standaardvergoeding nu de gewezen verdachte een zogenaamde bekende Nederlander is en de zaak veel aandacht in de media heeft gehad

Rechtbank Limburg 28 mei 2013, LJN CA2797

Verzoeker heeft de periode van 4 januari 2012 tot en met 20 januari 2012 in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.

Voormelde zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De officier van justitie heeft de feiten die ten grondslag lagen aan het bevel voorlopige hechtenis deels geseponeerd, deels is de officier van justitie blijkens vonnis van de politierechter van deze rechtbank d.d. 28 augustus 2012 niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van verzoeker. De officier van justitie heeft tegen deze uitspraak geen hoger beroep ingesteld.

Het verzoekschrift houdt in een verzoek tot toekenning van een vergoeding van € 4.230 ten laste van de Staat terzake van door verzoeker ondergane vrijheidsbeneming. Anders dan gebruikelijk is om een schadevergoeding verzocht van € 315 per dag voor dagen doorgebracht in verzekering en van € 240 per dag voor dagen doorgebracht in voorlopige hechtenis.

Voorts houdt het verzoekschrift in een verzoek tot toekenning van een vergoeding van door verzoeker gemaakte kosten van rechtsbijstand in de raadkamerprocedure van € 275,00 indien geen behandeling ter terechtzitting nodig is en van € 540,00 indien wel een behandeling ter terechtzitting nodig wordt geacht.

De officier van justitie heeft aangegeven zich niet te kunnen verenigen met de verzochte bedragen. De officier van justitie is van mening dat slechts de gebruikelijke bedragen voor vergoeding in aanmerking komt. De kosten van door verzoeker gemaakte kosten van rechtsbijstand in de raadkamerprocedure kunnen - voor zover nog niet verrekend in de artikel 591aSv - eveneens worden toegewezen.

Beoordeling rechtbank

De zaak tegen verzoeker is op 28 augustus 2012 geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Immers is de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging.

Artikel 89 Sv stelt als voorwaarde dat de gewezen verdachte schade moet hebben geleden tengevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis. Verzoeker is op 4 januari 2012 aangehouden en in verzekering gesteld. Op 20 januari 2012 is verzoeker in vrijheid gesteld. Verzoeker heeft 2 dagen in verzekering op het politiebureau doorgebracht en 15 dagen in voorlopige hechtenis in het huis van bewaring.

Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verzoeker, als bekende Nederlander, gelet op de vele media aandacht voor deze zaak, het gegeven dat niet alleen zijn persoonlijke omstandigheden in de openbaarheid kwamen maar ook zijn zakelijke belangen daaronder leden, een grotere schade heeft geleden ten gevolge van de voorlopige hechtenis dan is begrepen onder de standaard vergoedingen. De rechtbank acht een vergoeding van het dubbele van deze bedragen een passende vergoeding. Voor het overige zal het verzoek worden afgewezen.

De rechtbank is van oordeel dat er - alle omstandigheden in aanmerking genomen - gronden van billijkheid aanwezig zijn de hierna te melden vergoeding voor de ondergane onterechte vrijheidsbeneming aan verzoeker toe te kennen, waarbij de rechtbank de verzochte immateriële schadevergoeding heeft vastgesteld op het forfaitaire bedrag van € 210 voor elke dag in verzekering op het politiebureau doorgebracht en € 160 voor elke dag doorgebracht in het huis van bewaring. Aan verzoeker zal derhalve een immateriële schadevergoeding van € 2.820 worden toegewezen.

Voor de beslissing op de vordering kosten indienen verzoekschrift wordt verwezen naar de beslissing met betrekking tot het verzoek 591a Sv.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^