Veroordeling bestuurder ziekenhuis wegens verduistering

Gerechtshof Amsterdam 20 oktober 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2439

Feit 1 en 2 (facturen)

Het standpunt van het openbaar ministerie

Het standpunt van de advocaat-generaal is dat de Verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking en valsheid in geschrifte. De Verdachte heeft de twee facturen van bedrijf 1 valselijk laten opmaken, en zij heeft deze vervolgens door de financiële administratie van ziekenhuis aan bedrijf 1 laten uitbetalen om daarmee een privéproject te financieren, namelijk de aankoop van het resort in plaats 1. De Verdachte stond destijds in een persoonlijke dienstbetrekking tot ziekenhuis omdat zij inkomsten uit het ziekenhuis genoot, doordat zij boekingen en verrekeningen van privé-uitgaven deed op een rekening-courant bij ziekenhuis.

Verweren van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat de Verdachte dient te worden vrijgesproken van verduistering in dienstbetrekking van €1.000.000 en van valsheid in geschrifte. Het project in Turkije betrof geen privéproject van de verdachte, maar een project van het ziekenhuis. De beide voorschotfacturen van bedrijf 1 zijn niet valselijk opgemaakt, maar waren daadwerkelijk betalingen aan bedrijf 1 in verband met reeds door bedrijf 1 verrichtte en nog te verrichten werkzaamheden voor zowel het ziekenhuis in plaats 2 als de afdeling radiologie in het ziekenhuis. Op het moment dat de facturen werden geformuleerd stonden bedrijf 1 en het ziekenhuis aan de vooravond van het gezamenlijk moderniseren van de radiologie afdeling voor een bedrag dat hoger was dan gefactureerd werd op de beide voorschotnota’s. De omschrijvingen op de facturen van bedrijf 1 waren derhalve correct, hetgeen reeds eerder in rechte is vastgesteld in een civiele procedure tussen onder andere het ziekenhuis en bedrijf 1.

De Verdachte had geen opzet om zich de bedragen van in totaal €1.000.000 wederrechtelijk toe te eigenen. De Verdachte heeft de afdeling administratie immers (aan naam 5) uitdrukkelijk opgedragen om de facturen op de rekening-courant directie te boeken, zodat deze niet voor rekening van het ziekenhuis zouden komen. De voorschotnota’s zijn echter door of op initiatief van de administrateur naam 5 onjuist in het betaalsysteem geboekt, hetgeen hersteld had kunnen worden en aan de aandacht van de Verdachte is ontsnapt.

Het oordeel van het hof

Privéproject

Vaststaat dat de Verdachte €1.000.000 van ziekenhuis heeft gebruikt om de twee facturen van bedrijf 1 te (laten) voldoen. De vraag die het hof dient te beantwoorden is of de Verdachte zich deze €1.000.000 van ziekenhuis wederrechtelijk heeft toegeëigend voor de financiering van een privéproject van de verdachte, namelijk voor de aankoop van het resort in plaats 1. Die vraag wordt bevestigend beantwoord op basis van de navolgende overwegingen.

Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep volgt dat binnen het ziekenhuis zowel bestuurders als diverse personeelsleden op de hoogte waren van plannen voor ‘het zogenoemde Turkije-project’. Dat neemt niet weg dat bewijs dat binnen het bestuur een concreet voornemen bestond tot het feitelijk starten en realiseren van het project in Turkije, ontbreekt. Zo is er geen formele besluitvorming door de Raad van Bestuur over de bereidheid tot en de omvang van de financiering van dit project. Het hof acht de verklaringen van de mede bestuurders van de verdachte, medebestuurder 1 en medebestuurder 2, dat geen besluit is genomen over het starten dan wel realiseren van het project en de financiering daarvan, op dit punt betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs. Evenmin is aannemelijk geworden dat goedkeuring van de aandeelhoudersvergadering is gevraagd of gekregen, die op basis van de statuten van de vennootschap wel was vereist. De voorzitter van de Raad van Commissarissen heeft verklaard dat de grootaandeelhouder niet verder wenste te investeren in het ziekenhuis of het resort in Turkije. De Verdachte had daarom geen opdracht mogen geven tot de twee betalingen ten laste van het ziekenhuis.

Dat het ‘Turkije-project’ een privéproject van de Verdachte was volgt uit hetgeen is voorafgegaan aan het indienen van de twee voorschotfacturen van bedrijf 1 Voordat de Verdachte de afspraken met bedrijf 1 maakte heeft zij immers geprobeerd om elders geld te lenen voor de aankoop van het resort naam 4, hetgeen niet is gelukt. Zo heeft de Verdachte op 24 april 2008 een e-mailbericht aan naam 1 geschreven, waarin zij de hoop uitspreekt dat hij haar een lening van €10.000.000 gunt voor het kopen van de drie kavels (waaruit het naam 4 resort bestaat) voor haar kinderen. Daarna heeft de Verdachte in mei 2008 aan medebestuurder 1 – in diens hoedanigheid van stichtingbestuurder – gevraagd of zij €1.000.000 kon lenen van de stichting stichting (stichting), waarvan medebestuurder 1 destijds directeur was, voor de aankoop van grond. Tenslotte is voor de financiering van het project omstreeks juli 2008 de bank 2 in Turkije benaderd.

Het hof overweegt dat als het Turkije-project een project van het ziekenhuis was geweest, zoals de verdediging stelt, financiering door een derde partij niet voor de hand lag. Het (bestuur van het) ziekenhuis had dan zelf de aanbetaling van €200.000 en de bankgarantie van €800.000 voor haar rekening kunnen nemen.

Dat het Turkije-project een privéproject van de Verdachte betrof, vindt eveneens steun in de contacten tussen de Verdachte en (naam 7, bestuurder van) bedrijf 1 Daaruit volgt onder andere dat de Verdachte aan naam 7 heeft geschreven dat zij nog een factuur heeft, waarvan doordrukken haar niet lukt en waardoor men teveel vraagtekens zal krijgen. De Verdachte heeft in een e-mailbericht van 18 november 2008 aan naam 7 laten weten dat een factuur aan naam 4 resort moet worden gestuurd en niet naar “ ziekenhuis ”, want “ ziekenhuis is niet de kopende partij”. Ook naam 7 schrijft in een e-mail dat het ziekenhuis “niets” met het naam 4 resort te maken heeft. Op 18 maart 2009 laat de Verdachte naam 7 weten dat een groot bedrag dubbel staat geboekt op radiologie, omdat enerzijds is betaald aan de leverancier (het hof begrijpt: niet zijnde bedrijf 1 en betreffende radiologieapparatuur) en anderzijds voorschotbetalingen aan bedrijf 1 hebben plaatsgevonden. De Verdachte verzoekt naam 7 in datzelfde emailbericht het bedrag te crediteren, waarna zij een oplossing zal organiseren om het weer aan naam 7 terug te betalen. Volgens een later e-mailbericht aan naam 7 meent de Verdachte dat facturen wel gecrediteerd móeten worden, omdat het niet te verantwoorden valt.

De verdediging heeft naar voren gebracht dat het resort zou worden geleverd aan de verdachte, dan wel een “nader te noemen meester” en dat deze “nader te noemen meester” een nog op te richten rechtspersoon betrof. Voor zover hiermee is bedoeld te stellen dat het ziekenhuis deze “nader te noemen meester” zou zijn, is hiervoor in het dossier geen aanwijzing te vinden. Het hof acht dit dan ook niet aannemelijk.

Het leveren van radiologieapparatuur door bedrijf 1

Voor zover de verdediging heeft betoogd dat de kosten als verrekening dienen te worden gezien omdat bedrijf 1 (ook) de opdracht vanuit het ziekenhuis had gekregen radiologieapparatuur te leveren, overweegt het hof dat hiervoor geen aanknopingspunten zijn en dat dit ook anderszins niet aannemelijk is geworden. De werkgroep die binnen het ziekenhuis bezig was met de selectie van firma’s die apparatuur voor de radiologieafdeling konden leveren, heeft een ranglijst gemaakt. bedrijf 1 is niet vermeld in de lijst van aangeschreven firma’s en ook niet in de ranglijst voor het totaalpakket. Een offerte van bedrijf 1 voor het leveren van apparatuur voor de radiologie is niet aangetroffen. Ook staat vast dat bedrijf 1 geen apparatuur heeft geleverd voor de radiologie afdeling.

Het boeken van de betalingen in het betaalsysteem

Ook het verweer dat de Verdachte de afdeling administratie uitdrukkelijk heeft opgedragen om de facturen op de rekening-courant directie te boeken, zodat deze niet voor rekening van het ziekenhuis zouden komen, wordt verworpen. Noch het dossier noch het verhandelde ter zitting in hoger beroep bevat enige aanwijzing dat de Verdachte aan naam 5 of een andere administratief medewerker instructies heeft gegeven om de betalingen op een bepaalde post of een rekening-courant te boeken. Het dossier bevat wel twee e-mailberichten van de Verdachte waarin zij opdrachten geeft aan naam 5 om de facturen van bedrijf 1 te betalen. Het e-mailbericht bij de factuur van 24 juni 2008 bevat als begeleidende tekst: " naam 5, Svp spoedbetaling, vandaag betalen Groeten Verdachte ” en bij de factuur van 7 augustus 2008: “naam 5, Deze factuur morgen betalen, laat mij deze alvast aftekenen. Groeten”. Naam 5 heeft als getuige verklaard dat hij “op eigen initiatief”, dat wil zeggen conform zijn taken en verantwoordelijkheden als administrateur, de betalingen aan bedrijf 1 op de post “medische inventaris” in het boekhoudsysteem heeft geboekt. Naar zijn zeggen heeft hij hierover geen contact gehad met de verdachte, die zich volgens hem niet bezighield met de boekhouding.

De Verdachte heeft haar medebestuurders niet op enig moment de vraag voorgelegd of de bedragen op de facturen van bedrijf 1, die in verband staan met de aanbetaling en de bankgarantie voor het resort in Turkije, ten laste van het ziekenhuis mochten worden gebracht. Dat de Verdachte niet de intentie had om deze twee facturen zelf te betalen of terug te betalen aan het ziekenhuis wordt bevestigd doordat zij, toen zij in maart 2009 op de hoogte was van de dubbele boeking op de afdeling radiologie, geen actie heeft ondernomen om hierover openheid van zaken te geven aan haar medebestuurders. Het hof acht daarom niet van belang op welke post de betalingen aan bedrijf 1 uiteindelijk in de administratie zijn geboekt, noch of een eventuele “onjuiste” boeking later had kunnen worden hersteld. Voor het antwoord op de vraag of de Verdachte zich de bedragen van tweemaal €500.000 wederrechtelijk heeft toegeëigend is het moment dat zij naam 5 verzocht de betalingen te verrichten en aan deze verzoeken gehoor werd gegeven, doorslaggevend.

Valsheid in geschrifte

Uit het voorgaande volgt dat de omschrijvingen op de facturen, kortgezegd voorschotten “zekerstelling” voor radiologiegoederen, niet overeen kwamen met de bestemming van de betalingen, namelijk als aanbetaling en dekking voor de bankgarantie voor het nog te ontwikkelen naam 4 resort. Zij zijn, gezien de initiërende rol van de Verdachte bij de formulering van die omschrijvingen, bewust gekozen om de hiervoor beschreven verduistering te verhullen. Dit kwalificeert als het valselijk doen opmaken van documenten. Voor zover de verdediging de stelling betrekt dat over de valsheid van de facturen reeds in rechte een oordeel is gegeven, wordt dit verweer verworpen. Deze stelling miskent dat in de civiele procedure enkel de vraag aan de orde was of bedrijf 1 er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de Verdachte bevoegd was het ziekenhuis te vertegenwoordigen bij haar afspraken met bedrijf 1, en niet (ook) of sprake was van valsheid in strafrechtelijke zin.

Conclusie

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de Verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 tenlastegelegde verduistering van €1.000.000 en aan de onder 2 tenlastegelegde valsheden in geschrift door de facturen vals te laten opmaken en deze vervolgens te gebruiken door ze in de administratie van het ziekenhuis te laten brengen.

Feit 3 (aandelen in bedrijf 5)

Het standpunt van het openbaar ministerie

Het standpunt van de advocaat-generaal is dat de Verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking van €200.000. De Verdachte heeft naam 5 op 11 juli 2011 verzocht €200.000 van een bankrekening van het ziekenhuis over te boeken naar notariskantoor naam 6 onder vermelding van “overname aandelen bedrijf 5 volgens overeenkomst” en dat is op 13 juli 2011 ook gebeurd. Toen zij later de aandelen in bedrijf 5 aan bedrijf 7 verkocht en een bedrag van €201.331,51 op de rekening van bedrijf 6 was bijgeschreven, heeft zij het bedrag van €200.000 niet terugbetaald aan de ziekenhuis, maar overgeboekt naar haar privérekening, waarna zij een totaalbedrag van €195.000 op de rekening van haar zoon, naam 2, overschreef. Omdat de Verdachte door boekingen en verrekeningen van privé-uitgaven op een rekening-courant inkomsten uit het ziekenhuis genoot, is deze verduistering geschied terwijl zij in een persoonlijke dienstbetrekking tot het ziekenhuis stond.

Verweren van de verdediging

De raadsman heeft betoogd dat geen sprake is geweest van verduistering en dat de Verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken. Er is bewust voor gekozen om de aandelen te plaatsen bij bedrijf 6, die in handen was van indirecte aandeelhouders van het ziekenhuis Reden daarvoor was dat het ziekenhuis niet rechtstreeks betrokken kon zijn bij bedrijf 5, dat immers een platform moest zijn voor alle ziekenhuizen. De aankoop van de aandelen in bedrijf 5 was in het belang van het ziekenhuis, omdat dit kostenbesparende en efficiëntie verhogende effecten had voor het ziekenhuis. De Verdachte heeft rechtmatig aanspraak gemaakt op de tegoeden die vrijkwamen door de verkoop van de aandelen bedrijf 5 die bij bedrijf 6 zijn terechtgekomen, omdat zij als privépersoon een vordering op bedrijf 6 had die dit bedrag verre oversteeg.

Het oordeel van het hof

Als vaststaand kan worden aangenomen dat de Verdachte bedrijf 6, waarvan zij grootaandeelhouder was, aandelen in bedrijf 5 heeft laten verwerven. De aankoopkosten zijn ten bedrage van €200.000 ten laste zijn gekomen van het ziekenhuis. De aandelen zijn geleverd aan bedrijf 6, en niet aan ziekenhuis Vaststaat ook dat voor de aankoop van de aandelen geen goedkeuring was van de overige bestuurders en een formeel bestuursbesluit ontbreekt. Ook is de aandeelhoudersvergadering niet overeenkomstig de statuten van ziekenhuis geïnformeerd. Een van de leden van de Raad van Commissarissen, naam 8, heeft verklaard dat de aankoop van bedrijf 5 evenmin aan de Raad van Commissarissen is voorgelegd.

De stelling van de verdediging dat de aandelen (het hof begrijpt: met goedkeuring van de overige bestuurders en/of de aandeelhoudersvergadering) bij bedrijf 6 werden geplaatst omdat het ziekenhuis niet rechtstreeks betrokken kon zijn bij bedrijf 5, wordt niet gevolgd. Dit is door de betrokken bestuurders, die als getuige zijn gehoord, ontkend. Het hof acht deze verklaringen betrouwbaar. Ook overigens volgt geen begin van aannemelijkheid van deze stelling uit het dossier.

Het hof is van oordeel dat de wederrechtelijke toeëigening heeft plaatsgevonden op het moment van de aankoop van de aandelen op 11 juli 2011. Aan de bespreking van het verweer dat het verkoopbedrag van de aandelen zou worden verrekend met een vordering van de Verdachte op bedrijf 6, een stelling die overigens niet is onderbouwd, komt het hof daarom niet toe.

Conclusie

De Verdachte heeft, toen zij op 11 juli 2011 €200.000 van de rekening van ziekenhuis liet overboeken, zich dit bedrag wederrechtelijk toegeëigend. Die wederrechtelijkheid wordt niet weggenomen doordat, zoals de verdediging naar voren heeft gebracht, ziekenhuis (in de toekomst) mogelijk – via bedrijf 6 – voordeel van de aandelenaankoop had kunnen genieten, wat daar ook van zij, omdat ook dan nog sprake is van wederrechtelijk toeëigening.

Het hof acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de Verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 3 tenlastegelegde verduistering van €200.000.

Persoonlijke dienstbetrekking

Het hof beantwoordt de vraag of de Verdachte ten tijde van het plegen van de strafbare feiten 1 en 3 in persoonlijke dienstbetrekking stond tot ziekenhuis bevestigend. Daaromtrent wordt het volgende overwogen.

Voorop staat dat het bestaan van een privaatrechtelijke arbeidsovereenkomst geen noodzakelijk vereiste is om te kunnen spreken van een ‘persoonlijke dienstbetrekking’ in de zin van artikel 322 Wetboek van Strafrecht (Sr) (Hoge Raad van 7 mei 1934). De Verdachte is met ingang van 23 oktober 2006 benoemd tot directeur en vanaf 1 juni 2007 voorzitter van de Raad van Bestuur van het ziekenhuis. De Verdachte heeft zich in 2008 daadwerkelijk gedragen als directeur van het ziekenhuis toen zij de facturen van bedrijf 1 voor akkoord ondertekende, doorstuurde naar de financiële afdeling van het ziekenhuis en opdracht gaf aan naam 5 om deze te betalen. Dat geldt ook voor de aankoop van de aandelen in bedrijf 5 in 2011. De Verdachte deed privé-uitgaven op rekening van het ziekenhuis. naam 1 bepaalde bij het opstellen van de jaarstukken de hoogte van een vergoeding voor de Verdachte (€80.000 tot €100.000) waarna een deel van haar schuld resteerde. Het hof leidt uit deze feiten af dat, toen de Verdachte zich in 2008 en 2011, geldbedragen van in totaal €1.200.000 toeëigende, zij in de zin van artikel 322 Sr in een persoonlijke dienstbetrekking stond tot het ziekenhuis en het geldbedrag uit hoofde van die dienstbetrekking onder zich had.

Bewezenverklaring

  • Feit 1 primair en 3 primair: verduistering gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.

  • Feit 2: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd en opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

Strafoplegging

  • Gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar.

Lees hier de volledige uitspraak.

Print Friendly and PDF ^