Verbalisanten hebben niet doelbewust in strijd met de waarheid verklaard. Belastende verklaringen verbalisanten op onderdelen weersproken door hun collega's en niet ondersteund door technisch/tactisch bewijs: vrijspraak.

Rechtbank 's-Hertogenbosch 18 oktober 2012, LJN BY0523 Standpunt verdediging De raadsvrouwe heeft aangevoerd dat de verbalisanten 1 en 2 beiden in strijd met de waarheid hebben verklaard dat verdachte en zijn medeverdachte hebben geprobeerd hen te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door met een auto op hen in te rijden. Dit hebben ze niet één keer verklaard, maar meerdere malen en zij hebben dit onder ambtseed danwel ambtsbelofte gedaan. Zij hebben vervolgens aangifte daarvan gedaan. De inconsistente, leugenachtige verklaringen van de verbalisanten worden weersproken door het technisch onderzoek en worden niet bevestigd door de verklaringen van hun collega's.

De verdediging concludeert dat de verbalisanten bewust onwaarheden hebben verteld, kennelijk om achteraf te verantwoorden dat zij die nacht in de richting van verdachte en zijn medemedeverdachte of hun auto hebben geschoten. Er is zodanig vaak en gericht geschoten, dat het een wonder mag heten dat de verdachten nog leven.

In een rechtsstaat moet men erop kunnen vertrouwen dat een verbalisant naar waarheid verklaart. De verbalisanten hebben kennelijk om hun eigen straatje schoon te vegen, doelbewust en met grove veronachtzaming van verdachtes belangen, aan verdachtes recht op een behoorlijke behandeling van zijn zaak tekort gedaan door in strijd met de waarheid te verklaren. De zwaarste sanctie dient in dit geval te worden toegepast. Het openbaar ministerie dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vervolging, gelet op het bepaalde in artikel 359a lid 1 onder c van het Wetboek van Strafvordering en artikel 6 van het EVRM.

Standpunt officier van justitie 

Dat de verbalisanten in strijd met de waarheid hebben verklaard en daarmee doelbewust hebben geprobeerd de verdachte te benadelen, kan ik niet opmaken uit het dossier. In hun beleving is het gebeurd zoals zij hebben verklaard.

Tijdens de toetsing van de voorlopige hechtenis is deze zaak een aantal keren beoordeeld door een rechter. De getuigenverhoren bij de rechter-commissaris zijn ter beschikking gesteld aan de raadkamer. Als toen evident was dat er sprake was van een doelbewuste of grove veronachtzaming van verdachtes belangen, dan was dit zeker een punt geweest in raadkamer. Er is toen echter een voldoende zware verdenking vastgesteld door de raadkamer.

De officier van justitie is van mening dat er geen sprake is van schending van de rechten van de verdachte zoals bedoeld in de zogenaamde 'Zwolsman-criteria'.

Oordeel rechtbank

Bij de beoordeling van het verweer van de verdediging dient de vraag te worden beantwoord of er sprake is van een dermate ernstige inbreuk op de beginselen van een goede procesorde, waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van verdachtes belangen is tekort gedaan aan diens recht op een behoorlijke behandeling van zijn zaak, dat de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie geboden is.

De rechtbank is van oordeel dat daarvan in dit geval geen sprake is.

De rechtbank constateert dat de verklaringen van verbalisanten 1 en 2 enerzijds en de verklaringen van de verbalisanten 3 en 4 anderzijds op onderdelen tegenstrijdigheden bevatten.

Deze tegenstrijdigheden hebben consequenties met betrekking tot de weging van het bewijs. Zij kunnen echter niet leiden tot de conclusie dat er doelbewust in strijd met de waarheid is verklaard.

Ook overigens blijkt niet uit het dossier dat de verbalisanten 1 en 2 in strijd met de waarheid hebben verklaard, zoals door de raadsvrouwe is gesteld.

De rechtbank is van oordeel dat uit het geheel van processen-verbaal, overige stukken en hetgeen de raadsvrouwe naar voren heeft gebracht, de conclusie dat de verklaringen van de verbalisanten 1 en 2 leugenachtig zijn, niet kan worden getrokken. Derhalve is geen sprake van ernstige schendingen van beginselen van een goede procesorde, waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van verdachtes belangen tekort is gedaan aan diens recht op een behoorlijke behandeling van zijn zaak.

De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsvrouwe tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging.

De rechtbank acht echter niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Ten aanzien van deze feiten ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs, gelet op de tegenstrijdigheden tussen de verklaringen van de verbalisanten 1 en 2 enerzijds en de verbalisanten 3 en 4 anderzijds en het feit dat de belastende verklaringen van de verbalisanten 1 en 2 niet in doorslaggevende mate worden ondersteund door technisch en/of tactisch bewijs.

 

Klik hier voor de volledige uitspraak.

 

 

Print Friendly and PDF ^