Van OM-afdoening naar Besluit strafbeschikkingen
/Afgelopen vrijdag is de eerste tranche algemene maatregelen van bestuur onder het nieuwe Wetboek van Strafvordering in consultatie gebracht. Dit betreft onder meer het nieuwe Besluit strafbeschikkingen, de opvolger van het huidige Besluit OM-afdoening. Het besluit omvat de uitvoeringsregels over strafbeschikkingen, geregeld in Boek 3, Hoofdstuk 3, van het nieuwe Wetboek van Strafvordering. Dit nieuwe wetboek is op 1 april 2025 aanvaard door de Tweede Kamer. Reageren kan tot 31 januari 2026.
Inleiding
De strafbeschikking is inmiddels een vaste pijler in de buitengerechtelijke afdoening van strafzaken. Sinds 2007 wordt de praktijk geregeld in het Besluit OM-afdoening. Dat besluit is nu toe aan vervanging. Niet omdat de regels zelf ingrijpend veranderen, maar omdat het hele Wetboek van Strafvordering wordt vernieuwd.
Het nieuwe Besluit strafbeschikkingen sluit aan op dat herziene wetboek (Boek 3 Sv) en vervangt het huidige besluit volledig. Volgens het ministerie gaat het vooral om een technische omzetting, maar wie de tekst nauwkeurig leest, ziet dat de structuur, terminologie en organisatie wél worden aangescherpt.
Nieuwe structuur, zelfde fundament
De opbouw van het besluit blijft herkenbaar:
Definities
Algemene regels over de strafbeschikking
De politiestrafbeschikking
De bestuurlijke strafbeschikking
Slotbepalingen
De echte vernieuwing zit in de nummering en indeling. Waar het oude besluit nog werkte met artikelen als 3.2 of 4.4, gebruikt de nieuwe versie de systematiek van het Wetboek van Strafvordering: 3.1.2, 4.1.4, enzovoort. Een bijgevoegde transponeringstabel laat zien hoe de oude en nieuwe artikelen zich tot elkaar verhouden.
Het is kortom dezelfde regeling, maar dan ingepast in de nieuwe architectuur van het strafprocesrecht.
Terminologie in lijn met het nieuwe wetboek
Een belangrijke modernisering is de terminologie. De nieuwe regeling onderscheidt nu expliciet drie typen strafbeschikkingen:
de OM-strafbeschikking, uitgevaardigd door de officier van justitie;
de politiestrafbeschikking, voor eenvoudige zaken door opsporingsambtenaren;
en de bestuurlijke strafbeschikking, voor lichamen en personen met een publieke taak.
Deze termen bestonden in de praktijk al, maar worden nu voor het eerst wettelijk verankerd. Ze maken direct duidelijk wie verantwoordelijk is voor de afdoening.
Ook de verwijzingen zijn aangepast: waar het oude besluit sprak over artikel 257b Sv, verwijst het nieuwe besluit naar artikel 3.3.1 e.v. van het nieuwe Wetboek van Strafvordering.
Definities: kleine woorden, groot effect
De definities in artikel 1.1.1 zijn vrijwel hetzelfde gebleven, maar de taal is opgefrist. Zo verwijst de bepaling nu naar artikel 1.3.11 Sv (nieuw) voor de buitengewoon opsporingsambtenaar en naar het Besluit buitengewoon opsporingsambtenaar voor de begrippen toezichthouder en direct toezichthouder.
Het gaat dus niet om inhoudelijke veranderingen, maar om een eenduidige koppeling tussen verschillende besluiten. Dat voorkomt interpretatieverschillen in de praktijk.
De politiestrafbeschikking: duidelijker en consistenter
Inhoudelijk verandert hier weinig, maar de bepalingen zijn logischer opgebouwd.
De politie blijft bevoegd om een strafbeschikking op te leggen voor eenvoudige feiten van geringe ernst, bijvoorbeeld verkeersovertredingen of kleine diefstallen.
De belangrijkste artikelen zijn ongewijzigd overgenomen:
de toekenning van bevoegdheden (nu artikel 3.1.2),
de reikwijdte van die bevoegdheden (artikel 3.1.3),
en de richtlijnen van het College van procureurs-generaal over de hoogte van de boete (artikel 3.1.6).
Wat wél is aangepast, is de verwijzing binnen de Koninklijke Marechaussee: de “districtscommandant” maakt plaats voor de Commandant Landelijk Tactisch Commando. Een kleine wijziging, maar belangrijk voor de juiste lijn in de hiërarchie.
Ook blijft het uitgangspunt dat de politie geen eigen beoordelingsruimte heeft over de hoogte van de boete – die wordt volledig bepaald door de OM-richtlijnen.
De bestuurlijke strafbeschikking: technische update, niet meer dan dat
Ook dit hoofdstuk blijft in grote lijnen gelijk. De opsomming van bevoegde instanties – omgevingsdiensten, waterschappen, Rijkswaterstaat, ILT, NVWA, Douane en de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming – is ongewijzigd. Alleen de ministeriële namen zijn gemoderniseerd (bijvoorbeeld “Infrastructuur en Waterstaat” in plaats van “Infrastructuur en Milieu”).
De uitsluitingsgronden bij artikel 4.1.4 zijn exact dezelfde, met één subtiele wijziging: het woord “aanwijzingen” voor wederrechtelijk verkregen voordeel is vervangen door “indicaties”. Dat maakt duidelijk dat het niet om bewijs hoeft te gaan, maar om signalen die reden zijn om de zaak bij het OM te leggen in plaats van bestuurlijk af te doen.
Verder blijft gelden: bij zwaardere of complexe feiten – bijvoorbeeld als er aanzienlijke milieuschade of letsel is – kan geen bestuurlijke strafbeschikking worden opgelegd.
Toezicht en registratie
Zowel bij politie als bestuursorganen blijft de plicht bestaan om van elke uitvaardigde strafbeschikking aantekening te houden. Die registratie vormt de basis voor het toezicht van het OM.
Ook het College van procureurs-generaal houdt zijn rol als coördinerend orgaan, door landelijke richtlijnen vast te stellen en deze in de Staatscourant te publiceren.
Het nieuwe besluit bevestigt daarmee nog eens de centrale sturing van het OM binnen het systeem van buitengerechtelijke afdoening.
Intrekking en overgang
Met de inwerkingtreding van het Besluit strafbeschikkingen wordt het oude Besluit OM-afdoening ingetrokken. De overgangsbepalingen uit het huidige hoofdstuk V verdwijnen volledig: die hadden alleen betekenis bij de invoering van de Wet OM-afdoening in 2008 en zijn inmiddels achterhaald.
Afsluiting
Wie het nieuwe besluit naast het oude legt, ziet vooral continuïteit in een nieuw jasje.
Er verandert weinig aan de bevoegdheden of de procedure – maar de regeling past nu naadloos in de systematiek van het vernieuwde Wetboek van Strafvordering.
De vijf belangrijkste punten samengevat:
De regeling is geharmoniseerd met Boek 3 Sv en heeft een nieuwe nummering.
De drie typen strafbeschikkingen (OM, politie, bestuurlijk) zijn nu expliciet benoemd.
Er is een lichte modernisering van functies en termen, zoals binnen de KMar.
De term “indicaties” vervangt “aanwijzingen” voor duidelijker bewijsniveaus.
Overgangsbepalingen zijn geschrapt – de regeling is klaar voor de toekomst.
Het Besluit strafbeschikkingen is dus geen koerswijziging, maar een juridisch-technische verankering van de praktijk zoals die al jaren bestaat. Toch is deze update relevant voor iedereen die met strafbeschikkingen werkt: zij maakt het systeem overzichtelijker, consistenter en toekomstbestendig binnen het vernieuwde Wetboek van Strafvordering.
