Tegenspraak in Nederland staat onder druk, waarschuwt College voor de Rechten van de Mens
/Het College voor de Rechten van de Mens publiceerde in september 2025 zijn jaarlijkse rapportage Tegenspraak onder druk. De centrale conclusie luidt dat de maatschappelijke ruimte in Nederland afneemt en dat dit een bedreiging vormt voor een gezonde democratische rechtsstaat. Het maatschappelijk middenveld – bestaande uit vakbonden, belangenorganisaties, goede doelen, religieuze gemeenschappen en andere verenigingen – speelt een cruciale rol in het vertegenwoordigen van burgers, het signaleren van misstanden en het bieden van een tegenstem tegenover de overheid.
Volgens het College is die rol steeds moeilijker vervulbaar. Zowel de toon van het politieke debat, de inhoud van wetgeving, als de uitvoering door lokale en nationale autoriteiten dragen bij aan een gevoel van inperking. In opdracht van het College voerde het Verwey-Jonker Instituut een onderzoek uit onder meer dan honderd maatschappelijke organisaties. De resultaten bevestigen dat de overgrote meerderheid van deze organisaties de afgelopen jaren een verslechtering ervaart.
Het maatschappelijk middenveld en de waarde van tegenspraak
Het maatschappelijk middenveld vervult meerdere functies: het bundelt belangen van burgers, agendeert maatschappelijke kwesties, en levert kritische of juist ondersteunende tegenspraak op beleid. Deze tegenspraak is van groot belang voor mensen die niet direct toegang hebben tot politieke besluitvorming. Het stelt burgers in staat om hun stem te laten horen tussen verkiezingen door en vormt daarmee een aanvulling op representatieve democratie.
De fundamentele vrijheden – vrijheid van vereniging, vreedzame vergadering en betoging, en vrijheid van meningsuiting – vormen het fundament van deze rol. Beperkingen van deze rechten zijn in beginsel mogelijk, maar alleen wanneer deze noodzakelijk, proportioneel en wettelijk verankerd zijn. Het College benadrukt dat recente ontwikkelingen en maatregelen vaak niet aan die strikte vereisten voldoen.
Onderzoek naar ervaringen van maatschappelijke organisaties
Het Verwey-Jonker Instituut voerde een vragenlijstonderzoek en focusgroepen uit. Daaruit kwamen enkele belangrijke trends naar voren:
Algemeen beeld: meer dan de helft van de organisaties beoordeelt de huidige omstandigheden als slecht of zeer slecht.
Verslechtering: 86% van de organisaties ervaart een achteruitgang van de ruimte in de afgelopen twee jaar.
Politiek klimaat: 81% vindt dit negatief, waarbij kritische organisaties vaker stigmatisering ervaren.
Financiering: bijna de helft van de organisaties ervaart moeilijkheden bij het verkrijgen van subsidies en fondsen.
Wet- en regelgeving: ruim een derde geeft aan dat nieuwe regels of verplichtingen hun werk belemmeren.
Participatie: de toegang tot beleidsvorming wordt als moeizaam ervaren; consultaties zijn vaak kort, beperkt of ontbreken geheel.
Veiligheid: veel organisaties rapporteren bedreigingen, online haatcampagnes en negatieve framing.
De combinatie van deze factoren leidt tot een sluipende inperking van de ruimte waarin maatschappelijke organisaties kunnen opereren.
Veel bevoegdheden burgemeesters en OM
Een belangrijk punt van zorg betreft nieuwe wetgeving die burgemeesters en het Openbaar Ministerie ruime bevoegdheden geeft ten aanzien van maatschappelijke organisaties.
De Wet transparantie en tegengaan ondermijning door maatschappelijke organisaties introduceert de mogelijkheid voor burgemeesters, het OM en andere instanties om donatiegegevens van organisaties op te vragen, ook wanneer dit gegevens betreft die de levensbeschouwelijke of religieuze overtuiging van donateurs kunnen blootleggen. Daarnaast kan het OM bij de rechter een stakingsbevel vragen, waarmee een organisatie tijdelijk geheel of gedeeltelijk kan worden stilgelegd.
De ruime formuleringen in de wet – zoals het begrip “ondermijning” – maken het mogelijk om breed en selectief in te grijpen. Deze open normen leiden tot rechtsonzekerheid voor organisaties. Donateurs kunnen terughoudender worden, organisaties kunnen preventief hun activiteiten inperken en kritische geluiden kunnen zo onder druk komen te staan.
Een eerder voorstel voor een bestuurlijk verbod op organisaties, waarbij de minister zonder tussenkomst van de rechter organisaties zou kunnen verbieden, is in 2025 verworpen. Het debat rond dit wetsvoorstel illustreerde echter hoe groot de bereidheid kan zijn om het recht op vereniging in te perken met open en subjectieve criteria.
Ook de politieke discussies rond de ANBI-status van organisaties laten zien dat er risico’s bestaan dat toegang tot financiering afhankelijk wordt van politieke voorkeuren. Daarmee raakt de vrijheid van vereniging indirect onder druk.
Inzet politie bij demonstraties
Demonstratierecht is stevig verankerd in de Grondwet en in internationale verdragen. Toch blijkt uit recente jaren dat de manier waarop politie en gemeenten dit recht invullen onder druk staat.
In de meeste gevallen verlopen demonstraties vreedzaam. Politie en organisatoren werken vaak goed samen. Toch zijn er signalen van oneigenlijk gebruik van strafrechtelijke middelen. Zo werden in 2024 demonstranten “bestuurlijk verplaatst”: zij werden opgepakt en elders weer vrijgelaten zonder wettelijke grondslag. Ook vinden preventieve huisbezoeken plaats bij activisten, die door betrokkenen als intimiderend worden ervaren.
De politie zet bovendien steeds vaker surveillancemiddelen in, zoals drones, mobiele camera’s en digitale observatie. Het Team Openbare Orde Inlichtingen (TOOI) verzamelt gegevens over demonstranten zonder specifieke wettelijke basis en met beperkte externe controle. Deze toename van informatiegestuurd werken vergroot het risico op schendingen van privacy en kan een afschrikkend effect hebben op deelname aan protesten.
Tegelijkertijd blijft het beleid niet altijd transparant. Het is vaak onduidelijk welke criteria worden gehanteerd bij het opleggen van beperkingen, bijvoorbeeld bij het aanwijzen van locaties, het opleggen van gebiedsverboden of het eisen van identificatie.
Vrijheid van betoging onder druk
De vrijheid van vreedzame vergadering en betoging is een kernrecht voor burgers en maatschappelijke organisaties. Toch blijkt dat dit recht in Nederland de afgelopen jaren onder druk staat.
In november 2024 werd een demonstratie tegen bezuinigingen in het hoger onderwijs in Utrecht verboden op basis van aanwijzingen dat een groep de actie wilde “kapen”. De belangenafweging en motivering waren daarbij niet transparant. Bij klimaatdemonstraties op de A12 werden in 2025 honderden mensen aangehouden. In één zaak erkende de overheid tegenover het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dat een opgelegd gebiedsverbod in strijd was met artikel 11 EVRM.
Daarnaast bestaan er plannen voor een algeheel verbod op gezichtsbedekkende kleding tijdens demonstraties. Hoewel bedoeld om orde en veiligheid te bevorderen, kan een dergelijk verbod leiden tot ongerechtvaardigde beperkingen. Voor sommige demonstranten, zoals mensen die vrezen voor represailles, is anonimiteit een noodzakelijke voorwaarde om hun stem te laten horen.
De inzet van surveillancetechnologieën en de mogelijkheid tot preventieve maatregelen vergroten het risico dat mensen zich minder vrij voelen om te demonstreren. Zo kan een vicieuze cirkel ontstaan: hoe meer de overheid controle en beperkingen oplegt, hoe minder burgers bereid zijn gebruik te maken van hun fundamentele rechten.
Stigmatisering en publieke beeldvorming
Naast wetgeving en politieoptreden speelt ook de toon van het publieke debat een rol. Politici hebben demonstranten en activisten regelmatig bestempeld als “beroepsvandalen”, “onruststokers” of “extremisten”. Dit vergroot het risico dat organisaties in diskrediet worden gebracht en versterkt negatieve beeldvorming in media en samenleving.
Ook de naamgeving van wetten draagt hieraan bij. Door termen als “ondermijning” te koppelen aan maatschappelijke organisaties, ontstaat de suggestie dat maatschappelijke inzet in beginsel verdacht is. Dit werkt stigmatiserend en kan bijdragen aan zelfcensuur binnen het maatschappelijk middenveld.
Aanbevelingen van het College
Het College voor de Rechten van de Mens formuleerde enkele concrete aanbevelingen:
Erken de legitimiteit van maatschappelijke organisaties en waardeer hun rol als tegenmacht.
Zorg voor tijdige, inclusieve en transparante consultaties bij nieuwe wetgeving.
Waarborg toegang tot financiering en voorkom politisering van subsidies of ANBI-status.
Beperk representativiteitseisen bij collectieve acties niet verder, zodat organisaties toegang tot de rechter behouden.
Faciliteer vreedzame demonstraties, met duidelijke wettelijke kaders en onafhankelijke toetsing van politieoptreden.
Monitor de maatschappelijke ruimte systematisch en grijp tijdig in bij negatieve ontwikkelingen.
Toets alle nieuwe wetgeving aan de internationale vereisten van legaliteit, noodzakelijkheid en proportionaliteit.
Conclusie
De jaarrapportage laat zien dat de maatschappelijke ruimte in Nederland onder druk staat. Het maatschappelijk middenveld, essentieel voor een democratische rechtsstaat, ervaart een verslechtering in mogelijkheden tot inspraak en tegenspraak. Nieuwe bevoegdheden voor burgemeesters en het OM, intensiever politieoptreden bij demonstraties en het dreigende verlies van vrijheid van betoging vormen samen een optelsom die de democratische balans kan verzwakken.
Tegelijkertijd is er nog steeds sprake van een actief en pluriform maatschappelijk middenveld, waarin burgers en organisaties zich inzetten voor uiteenlopende kwesties. Juist daarom benadrukt het College dat er veel te verliezen is. Het beschermen van de ruimte voor tegenspraak is geen luxe, maar een noodzakelijke voorwaarde voor het behoud van de democratische rechtsstaat.