OM wraakt rechtbank in mondkapjeszaak
/In de strafzaak tegen Sywert van Lienden en twee mede-verdachten over de zogenoemde mondkapjesdeal heeft het Openbaar Ministerie een uitzonderlijke beslissing genomen: de officier van justitie heeft de drie rechters van de rechtbank Rotterdam gewraakt. Wraking door het OM komt zelden voor; de afgelopen tien jaar gebeurde dit – voor zover bekend – slechts tweemaal eerder. De huidige wrakingsaanvraag vormt daarmee een opmerkelijke wending in een strafprocedure die al langere tijd onder spanning staat door discussie over de omgang met vertrouwelijk materiaal en de rol van het verschoningsrecht.
Wraking door het OM: juridisch kader en zeldzaamheid
Wraking is bedoeld als waarborg voor een eerlijk proces: wanneer er objectief gerechtvaardigde vrees bestaat dat een rechter niet onpartijdig is, kan een partij wraking verzoeken. In de praktijk worden wrakingsverzoeken in strafzaken vrijwel uitsluitend gedaan door verdachten of hun raadslieden. Het OM benut dit instrument hoogst zelden, mede omdat aan een dergelijk verzoek al snel de schijn van beïnvloeding van de rechtsgang kan kleven.
Volgens gegevens van de Rechtspraak worden jaarlijks enkele honderden wrakingsverzoeken ingediend, waarvan circa 98% wordt afgewezen. Wraking door het OM is echter uitzonderlijk: in 2016 (rechtbank Almelo) en 2023 (rechtbank Rotterdam) werd door het OM een poging gedaan, maar die verzoeken haalden de eindstreep niet of werden niet-ontvankelijk verklaard. Met het verzoek in de mondkapjeszaak staat de teller voor OM-wrakingen in een decennium nu op drie.
Aanleiding: frictie op zitting over omgang met gegevensdragers en verschoningsrecht
De directe aanleiding voor het wrakingsverzoek ligt in een reeks aanvaringen op eerdere zittingen tussen de officier van justitie en rechtbankvoorzitter Jacco Janssen. De spanningen ontstonden vooral rondom het onderzoek naar de in beslag genomen computers van Van Lienden, waarop duizenden e-mails tussen hem en zijn advocaten bleken te staan. Het verschoningsrecht – een kernbeginsel van de verdediging – vereist dat dergelijke communicatie niet door opsporingsinstanties wordt ingezien.
De rechtbank droeg het OM tot vijfmaal toe op om helderheid te verschaffen over de wijze waarop de FIOD de gegevensdragers had doorzocht. Tijdens deze zittingen uitte de rechtbank stevige kritiek op de handelwijze van de opsporing. Janssen noemde het optreden van OM en FIOD onder meer “onhandig”, een kwalificatie die hij na protest van de officier introk, om te vervangen door de constatering dat men “handiger had kunnen handelen”. Ook beoordeelde hij eerdere antwoorden van de officier op vragen van de rechtbank als “teleurstellend”.
Een ander moment dat zichtbaar tot spanningen leidde, betrof het verhoor van FIOD-rechercheurs. Zij konden zich weinig herinneren van de doorzoeking van de computers, waarop de rechtbankvoorzitter opmerkte: “Je vraagt je soms af: is er nou sprake van onhandigheid of bewust handelen?” De rechtbank overwoog zelfs om betrokken FIOD-medewerkers op zitting te horen om duidelijkheid te krijgen over de gang van zaken.
Wrakingsverzoek: inhoud nog onbekend
De precieze gronden van het wrakingsverzoek zijn op dit moment nog niet bekend; de stukken moeten nog worden ingediend bij de wrakingskamer. Evenmin is duidelijk wanneer de wrakingszitting zal plaatsvinden. Wel staat vast dat het OM zich op het standpunt stelt dat er een objectieve schijn van partijdigheid is ontstaan.
De rechtbank Rotterdam heeft de indiening van het verzoek bevestigd, evenals het Functioneel Parket, dat het onderzoek naar de mondkapjesdeal onder de naam Full Sutton leidt. Aangezien wraking door het OM uitzonderlijk is, zal de behandeling van het verzoek naar verwachting nauwlettend worden gevolgd, zowel binnen de strafrechtspraktijk als in de bredere publieke discussie over de mondkapjeszaak.
Procedurele context: klaagschriftprocedures en doorzoeking gegevensdragers
De spanning op zitting staat niet op zichzelf maar is ingebed in een bredere procesgang. De verdediging van Van Lienden heeft sinds begin 2024 meerdere klaagschriftprocedures gevoerd over de mogelijke schending van het verschoningsrecht. Dat leidde ertoe dat de rechtbank herhaaldelijk nadere instructies gaf aan het OM om onderzoek te doen naar de werkwijze van de FIOD. De centrale vragen zijn of vertrouwelijke communicatie is ingezien, hoe dat heeft kunnen gebeuren en welke consequenties dit moet hebben voor het verdere verloop van de strafprocedure.
De omgang met digitale gegevensdragers – in het bijzonder wanneer daarop vermoedelijk geheimhoudercommunicatie staat – is al langer een juridisch gevoelig terrein binnen het strafrecht. De Hoge Raad heeft in eerdere arresten benadrukt dat de opsporing zeer zorgvuldig moet omgaan met potentiële geheimhouderinformatie en dat de rechter-commissaris hierbij een belangrijke beschermende rol vervult. In dat bredere kader is begrijpelijk dat de zittingsrechter kritische vragen stelt, maar ook dat het OM scherp reageert op suggesties van onzorgvuldigheid of bewuste interventie.
Vooruitblik
De wrakingskamer zal zich moeten buigen over de vraag of de uitlatingen en gedragingen van de rechtbank een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid kunnen oproepen. Dat vereist een zorgvuldige beoordeling van de context: stevige zittingsdynamiek of kritische bejegening is op zichzelf niet voldoende, maar cumulatie kan onder omstandigheden leiden tot de conclusie dat de schijn van onpartijdigheid is ontstaan.
Totdat het wrakingsverzoek is behandeld, ligt de mondkapjeszaak stil. De beslissing van de wrakingskamer kan verstrekkende gevolgen hebben voor het vervolg van de procedure: toewijzing betekent dat de zaak opnieuw moet worden behandeld door een andere kamer; afwijzing brengt de procedure terug op het bestaande spoor.
De komende weken zal duidelijk worden hoe deze uitzonderlijke stap van het OM juridisch wordt gewogen. Zeker is dat het wrakingsverzoek een nieuw hoofdstuk toevoegt aan een toch al complexe en intensief gevolgde strafzaak.
